Installatieonderdelen en hun taken
4.3.3 Nooduit-schakelaars in de bedrijfsruimte van de ozonproductie-installaties (toebe‐
horen)
4.3.4 Hoofdschakelaar van de installatie
4.3.5 Overdrukventielen
4.3.6 Terugslagventielen
26
GEVAAR!
Levensgevaarlijke hoogspanning
Bij overbrugging van de deurveiligheidsschakelaar
(1-13) kunnen installatieonderdelen onder levens‐
gevaarlijke hoogspanning komen. Ook bij een ont‐
grendelde deurveiligheidsschakelaar of een uitge‐
schakelde hoofdschakelaar (1-19), kunnen
onderdelen van het elektrisch systeem van de
installatie een netpotentieel hebben.
–
Overbruggen van de deurveiligheidsschakelaar
is verboden!
–
Installatie voor elke ingreep in de installatiekast
van het net scheiden en tegen herinschakelen
beveiligen (bijv. met hangslot bij de hoofdscha‐
kelaar).
–
De installatiekast mag pas 5 minuten na het
van het net scheiden van de installatie worden
geopend.
De veiligheidsrichtlijnen ZH 1/474 en GUV 18.13 schrijven voor dat
ozonproductie-installaties door een nooduit-schakelaar (nood-com‐
mando-inrichting) moeten kunnen worden uitgeschakeld. Deze
nooduit-schakelaar moet worden aangebracht op een eenvoudig
toegankelijke plaats, bij de deur van de bedrijfsruimte van de ozon‐
productie-installatie en moet duidelijk als zodanig zijn gemarkeerd.
De nooduit-schakelaar moet de inrichting voor elektrische voeding,
waarop de installatie is aangesloten, geheel spanningsvrij scha‐
kelen.
De installatie wordt ingeschakeld via een net-hoofdschakelaar
(1-19).
Het overdrukventiel achter het regelventiel voor het instellen van
de bedrijfslucht (1-4), begrenst de druk in de ozongenerator. Deze
beschermt zo ook de elektronische componenten tegen overbelas‐
ting.
Het terugslagventiel (1-3) bij de uitlaat van de ozonproductie-instal‐
latie tussen het magneetventiel (1-5) verhindert dat proceswater uit
de menginrichting kan terugstromen in de ozongenerator.