Werking van de OZONFILT
5
Werking van de OZONFILT
5.1 Elektrische stroom
Functies binnen de installatie
5.2 Procesgasstroom
OZONFILT
OZMa 1-6 A
®
OZONFILT
OZMa 1-6 O
®
28
®
OZMa
OZMa
®
Op basis van de overzichtstekeningen in hoofdstuk 4 en de vol‐
gende beschrijving met blokschema's, kunt u de werking van de
installatie volgen.
De besturing (1-12) regelt de vermogensdelen (1-20) via de com‐
municatieprintplaat (1-14). De vermogensdelen stellen de signalen
voor de HS-trafo's (1-21) ter beschikking. Elke HS-trafo (1-21)
levert de hoogspanning voor de stille elektrische ontlading in een
ozongenerator.
De overige taken van de elektronische besturing zijn:
Aansturing van de magneetventielen
n
Bewaking van de installatie
n
Aansturing van een alarminrichting
n
Voor het uitvoeren van deze taken heeft de elektronische besturing
de betreffende aansluitingen.
De drukregelaar (1-27) bij de gasinlaat van de installatie wordt
gevoed met gecomprimeerd, zuurstofhoudend gas. Via de drukre‐
gelaar (1-27) kan de installatievoordruk worden ingesteld en op de
manometer worden afgelezen. Daarna passeert het gecompri‐
meerde gas het magneetventielblok (1-23) en wordt het toege‐
voerd aan een droogreservoir (1-26). In het droogreservoir wordt
het restvocht onttrokken aan het gas. Via de smoring (4-37) wordt
een deelstroom van het gedroogde gas via het andere reservoir
ontspannen tot de atmosferische druk. Hierdoor wordt het droog‐
middel in dit reservoir geregenereerd. Na het verstrijken van de
droogtijd worden de rollen van reservoirs door de betreffende aan‐
sturing van het magneetventielblok omgewisseld. Het droge gas
passeert de terugslagventielen (4-38). De druk van het gas wordt
door de drukopnemer (4-43) gemeten, de waarde wordt op het
touchpanel weergegeven. Daarna passeert het gas het naaldven‐
tiel (4-4), resp. het regelventiel (4-58) en komt bij de gasflowmeter
(1-11), die wordt gebruikt met een bypass (4-36). De drukopnemer
(1-6) meet de werkdruk van de ozongenerator, terwijl het veilig‐
heidsventiel (1-8) de druk begrenst. De waarde van het gasdebiet
en de druk worden op het touchpanel weergegeven. Daarna komt
het gas in de ozongenerator (1-2), waarin uit een deel van de zuur‐
stof door een stille ontlading ozon wordt geproduceerd. Het ozon‐
houdende gas wordt daarna door het membraanventiel (4-47), het
terugslagventiel (1-3) en het magneetventiel (1-5) en via nog een
terugslagventiel (4-33) toegevoerd aan de menginrichting (4-49).
Daar wordt het ozonhoudende gas met het onbehandelde water
vermengd. Bij een storing, evenals bij installatiestilstand, worden
alle magneetventielen bij de installatie-inlaat evenals bij de instal‐
latie-uitlaat gesloten.
De drukregelaar (1-27) bij de gasinlaat van de installatie wordt
gevoed met gecomprimeerd, droge zuurstof. Via de drukregelaar
(1-27) kan de installatievoordruk worden ingesteld en op de mano‐
meter worden afgelezen. Daarna passeert het verdicht gas het
magneetventiel (5-55) en komt bij het naaldventiel (4-4), resp. het
regelventiel (4-58) en daarna bij de gasflowmeter (1-11), die wordt