Apparaat bedienen
nl
A pparaat bedienen
1
O venruimte
A p p a r a a t b e d i e n e n
De binnenruimte heeft vijf inschuifhoogtes. Deze
worden van beneden naar boven geteld.
Attentie!
–
Plaats nooit iets direct op de bodem van de
binnenruimte. Bedek de bodem niet met
aluminiumfolie. Door warmteophoping kan het
apparaat beschadigd raken.
–
Schuif geen toebehoren tussen de inschuiflijsten,
anders kan dit omkantelen.
Accessoires inschuiven
De accessoires zijn voorzien van een
vergrendelingsfunctie.De vergrendelingsfunctie
voorkomt dat de accessoires kantelen wanneer ze
worden verwijderd.De accessoires dienen op de juiste
wijze in de binnenruimte te worden geschoven, zodat de
kantelbeveiliging goed werkt.
Let er bij het inschuiven van het rooster op
dat de ontgrendelnok ¨ naar beneden gericht is
▯
dat de veiligheidsbeugel © van het rooster zich
▯
achter en boven bevindt.
14
Verwarmingsmethode en temperatuur
instellen
U kunt beide ovens tegelijkertijd gebruiken met
verschillende instellingen.
Uitzondering: Wanneer in één oven de zelfreiniging
plaatsvindt, kan de andere oven niet worden gebruikt.
1
Met de functiekeuzeknop de gewenste
verwarmingsmethode instellen.
Linker-functiekeuzeknop: onderste oven
Rechter-functiekeuzeknop: bovenste oven
Op het display worden de gekozen
verwamingsmethode en voorgestelde temperatuur
weergegeven.
Voorbeeld: onderste oven, hete lucht, 170°C.
2
Met de draaiknop de gewenste temperatuur
instellen.
Op het display verschijnt het opwarmsymbool '. De
balk geeft voortdurend de opwarmstatus weer. Bij het
bereiken van de ingestelde temperatuur klinkt een
signaal, het opwarmsymbool
Aanwijzing: Bij een ingestelde temperatuur onder de
70°C blijft de verlichting van de binnenruimte
uitgeschakeld.
Zijn beide ovens ingeschakeld, dan wordt ook de
instelling van beide ovens op het display weergegeven.
Met Q of R kiest u in enkele seconden de weergave van
de betreffende oven uit, met P keert u terug naar de
weergave van beide ovens.
Uitschakelen:
Draai de functiekeuzeknop op 0.
'
verdwijnt.