160
Verzorging van de auto
verwijderen, schroeft u de compres‐
sorluchtslang erop en trekt u de
adapter eruit.
Wiel verwisselen
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en
slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Schakel de parkeerrem in, eerste
versnelling of achteruitversnel‐
ling inschakelen.
● Bij een zachte ondergrond, een
stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de
auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen
zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto
kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielmoeren en
schroefdraad met een schone
doek voordat u het wiel monteert.
9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
Kriksteunpunten
De getoonde kriksteunpunten gelden
bij het gebruik van opnamearmen en
kriks voor het vervangen van winter-/
zomerbanden.
De positie van de achterste krikarm,
recht onder de uitsparing in de dorpel.
De positie van de voorste arm van het
hefplatform aan de onderzijde van de
auto.
Reservewiel
Compact reservewiel
Slechts één compact reservewiel
monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u. In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.