110
Rijden en bediening
0 : contact uit: Sommige functies blij‐
ven actief totdat de sleutel eruit
wordt getrokken of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, mits
het contact van tevoren aan was
1 : accessoirestand: Stuurslot
losgezet, sommige elektrische
functies werken, contact is uit
2 : contactstand: Contact is aan. De
controlelampjes branden en de
meeste elektrische functies
werken. Om de sleutel vanuit
stand 2 naar stand 1 of 0 te
draaien moet u de sleutel zover
mogelijk in de richting van de
stuurkolom insteken.
3 : motor starten: Laat de sleutel los
nadat de motor gestart is
om de auto uit te schakelen:
1. Zorg dat de auto stilstaat.
2. Duw de sleutel zover mogelijk
naar binnen in de richting van de
stuurkolom en draai de sleutel
vervolgens naar stand 0.
3. Verwijder de sleutel.
4. Trek de handrem aan.
Stuurslot
Het stuurslot wordt automatisch
geactiveerd bij het uitnemen van de
sleutel.
9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Vertraagde uitschakeling
stroom
De volgende elektronische systemen
werken totdat het bestuurdersportier
geopend wordt of ten laatste
10 minuten nadat het contact is uitge‐
zet:
● elektrisch bediende ruiten
● stekkerdozen
● elektrisch zonnedak