100
Klimaatregeling
J : naar de voorruit en voeten‐
ruimte, waarbij een klein deel
van de lucht naar de voorpor‐
tierruiten wordt gevoerd
V : naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in
hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse ventilatieopeningen
openen naar wens en op de
zijruiten richten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van
de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
A/C : koeling
4 : luchtrecirculatie
: achterruitverwarming
Ü
Achterruitverwarming Ü 3 30.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 27.
Verwarmde stoelen ß 3 35.
Verwarmd stuurwiel * 3 60.
Temperatuur
Stel de temperatuur in door de tempe‐
ratuurregeling te verdraaien.
rood
: warm
blauw : koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet
Ventilatorsnelheid instellen door de
ventilatorknop in de gewenste stand
te zetten.
Luchtverdeling
M : naar hoofdhoogte via de
verstelbare luchtroosters
L : naar de hoofd- en voetenruimte
K : naar de voetenruimte, waarbij
een klein deel van de lucht naar
de voorruit en de voorportierrui‐
ten wordt gevoerd