– Controleer de werking van de con-
tactschakelaar,
motorstopschakelaar, koplampen,
achterlicht en verklikkerlichtjes.
– Controleer de toestand van pas-
sagiersstoel en rugsteun.
– Controleer de toestand van de
handgrepen.
– Informeer de passagier over de ba-
sisregels voor een veilige rit.
– Zorg ervoor dat de passagier, indien
er een meerijdt, plaatsneemt op de
speciale passagiersstoel.
– Wanneer de opbergkoffer is geïn-
stalleerd (op de plaats van de pas-
sagiersstoel), controleer dan of hij
stevig vastzit.
– Start de motor, zet de parkeerrem
af, rijd langzaam een stukje vooruit
en test alle remmen individueel uit.
– Controleer de werking van de
2WD/4WD-keuzeschakelaar.
Verhelp
eventueel
problemen alvorens te vertrekken.
Raadpleeg indien nodig een erkend
Can-Am dealer.
De motor starten
Eerste koude start
Steek de sleutel in het contactslot en
schakel naar AAN.
Zet de motorstopschakelaar op RIJ-
DEN.
Zet bij koud weer, onder 0°C (32°F), de
chokehendel in de uiterste stand.
______________________
98
motorstartknop,
vastgestelde
TYPISCH
1. Uiterste chokestand
Druk op de motorstartknop en houd
hem ingedrukt tot de motor start.
LET OP: Houd de motorstartknop
niet langer dan 30 seconden inge-
drukt. Laat een rustperiode tussen
twee startpogingen zodat de starter
kan afkoelen. Let op dat u de accu
niet ontlaadt.
OPMERKING: Met behulp van de gas-
hendel kunt u de motor sneller starten.
Druk de gashendel lichtjes in. Als u
hem te ver indrukt, zal het chokesys-
teem niet werken.
Laat de motorstartknop onmiddellijk
los zodra de motor is gestart.
Zet de chokehendel na enkele secon-
den van de uiterste stand naar een
gemiddelde stand, tot u een optimaal
motortoerental verkrijgt.
OPMERKING: Door overdreven ge-
bruik van de choke kan de motor
verdrinken en wordt het starten be-
moeilijkt. Raadpleeg de SPECIALE
PROCEDURES als dit gebeurt.
Zet de chokehendel UIT zodra de mo-
tor warm is en los de remmen.