Stelt het scherpstelgebied in op het
punt dat door de gebruiker uit
27 punten is geselecteerd. Als het
onderwerp uit het geselecteerde
H Uitgebr. AF-
scherpstelgebied verdwijnt nadat het
gebied (L)
scherp is gesteld, worden 26 perifere
punten als backup-punten gebruikt.
Alleen beschikbaar in de stand
y.
Selecteert het midden van de 27
D Spot
punten als scherpstelgebied.
Ga verder naar stap 2 wanneer een andere optie dan [Auto
(27 AF-punten)] of [Spot] is geselecteerd.
2
Selecteer het gewenste AF-
punt.
Beschikbare bedieningshandelingen
ABCD
E
Druk op E en
houd deze
ingedrukt
t Memo
• In de stand R is [Actief AF-gebied] vast ingesteld op
[Auto (27 AF-punten)].
• De instellingen [AF-modus] en [Actief AF-gebied] kunnen ook
in de zoeker worden gecontroleerd. Q wordt in de zoeker
weergegeven wanneer het AF-punt kan worden gewijzigd.
(p.19)
250
250
5.6
5.6
1/
1/
F F
1600
1600
99999
99999
Wijzigt het AF-punt.
Plaatst het AF-punt terug in
het midden.
Hiermee wordt de stand
'AF-punt wijzigen' of het gebruik
van de richtingsknoppen
ingesteld als de functie van
de pijltoetsen (ABCD).
• U kunt de stand 'AF-punt wijzigen' instellen als de functie van
de pijltoetsen met X, Y of Z, in plaats van E ingedrukt
te houden. (p.114) Wanneer [AF-gebied wijzigen] is
toegewezen aan X, Y of Z, wordt de bediening door E
ingedrukt te houden uitgeschakeld.
• U kunt bij [18 4-weg Contr. Instellingen] van menu E3 de
werking van de knoppen selecteren voor wanneer het
scherpstelgebied wordt gewijzigd.
Hiermee kan ofwel de stand 'AF-punt wijzigen',
Type1
ofwel het gebruik van de richtingsknoppen
ingesteld als de functie van de pijltoetsen.
Geeft de voorrang aan de stand 'AF-punt
Type2
wijzigen' in standby.
3
69