t Memo
• Het hangt van de opnamestand af welke flitsinstellingen
kunnen worden geselecteerd.
Opnamestand
R
G, H, J
I, K, L, M
3
• U kunt geen opnamen maken terwijl de ingebouwde flitser
wordt opgeladen. Stel [8 Ontspant bij opladen] in bij het menu
E2 als u opnamen wilt maken terwijl de flitser wordt
opgeladen.
• Afhankelijk van het gebruikte objectief kan het gebruik van de
ingebouwde flitser aan beperkingen onderhevig zijn. (p.130)
• Als de flitser wordt gebruikt in de stand J, dan verandert de
sluitertijd automatisch binnen een bereik vanaf
1/180 seconden tot een lange sluitertijd, afhankelijk van het
gebruikte objectief. De sluitertijd wordt vastgezet op
1/180 seconden als een ander objectief dan DA, DA L, D FA,
FA J, FA of F gebruikt wordt.
• Als de ingebouwde flitser wordt gebruikt in de stand I, K
of L, dan kan iedere gewenste sluitertijd van 1/180
seconden of langzamer worden ingesteld.
• De ingebouwde flitser werkt optimaal op een afstand van
circa 0,7 m tot 5 m tot het onderwerp. Bij een afstand van
minder dan 0,7 m kan er vignettering optreden (deze afstand
varieert enigszins, afhankelijk van het gebruikte objectief
en de gevoeligheidsinstelling).
• Zie "Functies bij gebruik van een externe flitser" (p.133)
voor bijzonderheden over het gebruik van externe flitsers.
66
Selecteerbare flitsstand
A, B, C, D
C, D, E, F, H, K, 9
C, D, G, K, 9
Richtgetal
Gevoeligheid
Richtgetal
Ca. 6
ISO 100
Ca. 8,5
ISO 200
Ca. 12
ISO 400
Ca. 17
ISO 800
Ca. 24
ISO 1600
Ca. 34
ISO 3200
Ca. 48
ISO 6400
Gevoeligheid
Richtgetal
Ca. 68
ISO 12800
Ca. 96
ISO 25600
Ca. 136
ISO 51200
ISO 102400 Ca. 192
ISO 204800 Ca. 272
ISO 409600 Ca. 384
ISO 819200 Ca. 544