Hoe functie-instellingen worden
gewijzigd
De richtingsknoppen gebruiken
Druk op ABCD in de standby-stand.
A
Gevoeligheid
B
Witbalans
C
Flitsinstelling
D
Transportstand
p.62
p.80
p.65
p.72
Gebruik van de Smart-functie
U kunt instellingen gemakkelijk
wijzigen met twee wieltjes: het
functiewiel en het instelwiel. Gebruik
het functiewiel (1) om de gewenste
functie te selecteren, en gebruik het
instelwiel (2) om de instelwaarde
van de geselecteerde functie te
wijzigen.
De volgende functies kunnen worden geselecteerd.
Functiewiel
R
Schakelt de werking van het instelwiel uit.
AE
Wijzigt de lichtmeetmethode.
Wijzigt het opnametype voor HDR-
HDR
opname.
Wijzigt de opnamesnelheid voor
CH/CL
Continuopname.
Wijzigt de afwerking van de opname voor
C1
Aangepaste opname
(standaardinstelling).
Wijzigt het opnametype van AA-
C2
filtersimulator (standaardinstelling).
Wijzigt de helderheid van de monitor
C3
(standaardinstelling).
U kunt functies toekennen aan C1, C2 en C3 bij [Knoppen
aanpassen] in menu A5. (p.117)
De toegewezen functies kunnen
worden geraadpleegd op het
statusscherm of het Live Weergave-
scherm wanneer aan het functiewiel
of instelwiel wordt gedraaid.
1
2
Functie
Pagina
–
p.64
p.86
p.73
p.83
p.89
p.120
Aangepaste opname
Aangepaste opname
99999
99999
1
21