t Memo
• De instellingen voor de belichting kunnen worden opgegeven
in stappen van 1/3 LW. Bij [1 LW-stappen] in menu E1 kunt
u de instellingsstappen wijzigen in stappen van 1/2 LW.
• In de stand L wordt het verschil ten opzichte van de juiste
belichting weergegeven in de LW-staafgrafiek terwijl de
belichting wordt aangepast.
• Voor elke belichtingsstand (exclusief stand M) kunt u de
werking van de camera instellen voor wanneer aan Q of
3
R wordt gedraaid of M wordt ingedrukt. Stel dit in bij
[Instelling e-knoppen] van [Knoppen aanpassen] in menu
A5. (p.119)
• In de stand I of J kunt u foto's nemen terwijl de sluitertijd
en diafragmawaarde automatisch worden aangepast. (p.75,
p.76)
u Let op
• De juiste belichting wordt mogelijk niet bereikt met de
geselecteerde sluitersnelheid en diafragmawaarde wanneer
de gevoeligheid vast ingesteld is op een bepaalde
gevoeligheid.
56
Ruis onderdrukken bij het maken van
opnamen met een lange sluitertijd
Wanneer opnamen worden gemaakt met een lange sluitertijd,
kunt u beeldruis verminderen bij [Ruisond. lange sltrtijd] van
[Ruisonderdrukking] in menu A2.
Past ruisonderdrukking toe volgens de sluitertijd,
Auto
gevoeligheid en interne temperatuur van de camera.
Past ruisonderdrukking toe als de sluitertijd langzamer
Aan
is dan 1 seconde.
Uit
Past bij geen enkele sluitertijd ruisonderdrukking toe.
De belichtingsregelingsmethode instellen
Bij [Programmalijn] van menu A1 kunt u opgeven hoe de
belichting wordt geregeld.
A Auto
B Stand.
C Hogesnelheidvoork.
D Scherptediepte groot
E Scherptediepte klein
F MTF-voorkeuze
A2
A1
Bepaalt de juiste instellingen.
Selecteert de automatische
belichting van het basis-
programma (allround-stand).
Geeft prioriteit aan hoge
sluitertijden.
Sluit het diafragma voor een
diepere scherptediepte.
Opent het diafragma voor een
minder diepe scherptediepte.
Stelt het scherpste diafragma in
van het aangesloten objectief bij
gebruik van een DA-, DA L-,
D FA-, FA J- of FA-objectief.