Gebruikershandleiding
6.1
Het systeem starten
6.2
Robotarm kalibreren
Bedieningsinstructies
6.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
1.
Selecteer Tabblad [Systeem].
2.
In het veld Bediening robot, selecteer [Herstarten].
3.
Wacht maximaal 10 seconden; verzeker u vervolgens ervan dat:
1.
de volgende pop-upvensters verschijnen:
•
Opstartmodus selecteren
•
Robotarm kalibreren.
2.
de status van de componenten BS, ICS, MMS, MQC, MS, RCS,
TAS en TS is Init.
4.
Kalibreer de robotarm als beide pop-upvensters verschijnen en de
status van de componenten correct is. Zie Robotarm kalibreren (blad 6-
1).
5.
Als geen van beide pop-upvensters verschijnt:
1.
Selecteer:
•
[Uitschakelen]
•
[Alle resetten].
2.
Wacht 10 seconden en verzeker u ervan dat de status van de
componenten BS, ICS, MMS, MQC, MS, RCS, TAS en TS Init is.
3.
Als de status van een of meerdere componenten niet Init is,
selecteer dan nogmaals [Alle resetten].
4.
Als de status van alle componenten BS, ICS, MMS, MQC, MS,
RCS, TAS en TS Init is, selecteert u [Start].
5.
Kalibreer de robotarm als beide pop-upvensters verschijnen. Zie
Robota (blad 6-1)rm kalibreren.
1.
Selecteer het pop-upvenster: Robotarm kalibreren.
2.
Selecteer [Start].
3.
Verzeker u ervan dat:
• De robotarm omhoog, naar buiten, weer omhoog en vervolgens naar
voren beweegt tot aan de uiterste stand van alle cilinders
• De robotarm in de volledig voorwaartse stand stopt.
4.
Selecteer [Accepteren] als alle cilinders naar hun uiterste stand
bewegen en verzeker u ervan dat de robotarm naar de ruststand
terugkeert.
5.
Selecteer [Stoppen] als alle cilinders niet naar hun uiterste stand
bewegen en voer stappen 2 t/m 4 opnieuw uit.
6-1