i: De ISO-snelheid aanpassen aan het lichtniveauN
Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt
de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 93).
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
ISO-snelheid
ISO 100 - ISO 400
ISO 400 - ISO 1600
ISO 1600 - ISO 6400, H
* Bij hoge ISO-snelheden kunnen opnamen er korreliger uitzien.
Als bij [53: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [2: ISO vergroten] is ingesteld
op [1: Aan], kan 'H' (gelijk aan ISO 12800) ook worden geselecteerd (pag. 260).
Als bij [53: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [10: Flitsknopfunctie] is
ingesteld op [1: ISO-snelheid], kunt u de ISO-snelheid met de knop <D> instellen.
Als bij [53: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [6: Lichte tonen
prioriteit] is ingesteld op [1: Inschakelen], kunt u ISO 100 en 'H' (gelijk
aan ISO 12800) niet selecteren (pag. 263).
Opnamen bij hoge temperaturen kunnen er korreliger uitzien. Lange
belichtingstijden kunnen ook afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.
92
Druk op de knop <Wi>.
1
[ISO-snelheid] wordt weergegeven.
Stel de ISO-snelheid in.
2
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> of draai aan het instelwiel <6>
om de gewenste ISO-snelheid in te
stellen en druk vervolgens op <0>.
Als u [AUTO] selecteert, wordt de ISO-
snelheid automatisch ingesteld (pag. 93).
Opnamesituatie
(Geen flits)
Zonnig, buiten
Bewolkt of 's avonds
Donker, binnen of 's avonds
Flitsbereik
Hoe hoger de ISO-
snelheid, hoe groter
het flitsbereik zal zijn
(pag. 105).