Instellingen voor de opnamefunctie
In dit gedeelte worden de functie-instellingen besproken die specifiek
zijn voor Live View-opnamen.
Q Quick Control
Wanneer u op de knop <Q> drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm in een
creatieve modus wordt weergegeven, kunt u een van de volgende functies
instellen: AF-methode, transport/zelfontspanner, witbalans, beeldstijl,
Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), opnamekwaliteit en
ISO-snelheid. In de basismodi kunt u de functies instellen die in de tabel
op pagina 75 zijn vermeld, evenals de bovenstaande vetgedrukte functies.
Als in de creatieve modi [10: Flitsknopfunctie] is ingesteld op [1: ISO-snelheid]
onder [53: Persoonlijke voorkeuze(C. Fn)], kunt u de ingebouwde flitser omhoog
klappen via Quick Control. De ISO-snelheid kan met de knop <D> worden ingesteld.
144
Druk op de knop <Q>.
1
De functies die met Quick Control
kunnen worden ingesteld, worden
links in het scherm weergegeven.
Als de AF-methode <f> is, wordt
bovendien het AF-punt weergegeven.
Het AF-punt is ook selecteerbaar
(pag. 154).
Selecteer een functie en stel deze in.
2
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om een functie te selecteren.
De instellingen van de geselecteerde functie
en Uitleg (pag. 55) worden weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> of draai aan het instelwiel
<6> om de functie in te stellen.
Wanneer u op <0> drukt, wordt
het instellingenscherm van de
desbetreffende functie weergegeven.
Om de automatische witbalans in te
stellen, selecteert u [Q], drukt u op
<0> en vervolgens drukt u op de
knop <B>.
Verlaat de instelling.
3
Druk op de knop <Q> om terug te
keren naar Live View-opname.