De optimale ontstekingsinstellingen zijn voor de
meeste processen 4 tot 5 volt hoger dan de
lasmodusspanningsinstelling en 40 - 50% van de
draadaanvoersnelheid van de lasmodus
(mogelijk lager als koud wordt gestart).
b)
Als de ontsteking nog steeds niet bevredigend
is, raadpleegt u par. T3.5.2 voor informatie over
acceleratie van de draadaanvoermotor.
c)
Als startbedieningselementen zijn geïnstalleerd,
stelt u deze af om de lasprocedures in te stellen
voor de tijd ingesteld op de timer voor het
verkrijgen van de lasrupsgrootte, penetratie of
andere factor benodigd voor de toepassing
(raadpleeg par.T3.5.1).
d)
Als kraterbedieningselementen zijn
geïnstalleerd, stelt u deze af om de
lasprocedures in te stellen voor de tijd ingesteld
nadat op de stopknop wordt gedrukt voor het
verkrijgen van de lasrupsgrootte of het vullen
van de krater benodigd voor de toepassing
(raadpleeg par.T3.5.1).
e)
Stel de terugbrandtijd in om de benodigde
stopeigenschappen te verkrijgen.
Nederlands
Pa. T3.5.1
Start- en stop volgorden
Manieren van boogontsteking
A. Bij alle NA-5-codes wordt "warme start"
boogontsteking gebruikt, dat als volgt werkt:
1.
Druk op de startknop terwijl de elektrode het
werkstuk niet aanraakt.
2.
De onder spanning staande elektrode beweegt
omlaag zoals ingesteld met het bedieningselement
voor draadbewegingssnelheid.
3.
Wanneer de elektrode contact maakt het
werkstuk, ontsteekt de boog en schakelt het
circuit automatisch van de
ontstekingsinstellingen over naar de
lasinstellingen (of startinstellingen, indien
gebruikt.
B. Bij NA-5-modellen hoger dan code 8300 is zowel
"warme start" boogonsteking, zoals hierboven
beschreven mogelijk of "koude start"
booogontsteking, dat als volgt werkt:
1.
Houd de knop Omlaag bewegen ingedrukt totdat
de punt van de elektrode in aanraking komt het
April 1988
het werkstuk, automatisch stopt en de flux
(indien gebruikt) automatisch wordt uitgestort.
OPMERKING: Als de bewegingssnelheid te
hoog is ingesteld, kan de elektrode met te veel
kracht op de punt stoppen, wat kan leiden tot
slecht starten.
2.
De boog wordt tot stand gebracht wanneer op de
knop start wordt gedrukt en het circuit schakelt
dan automatisch over naar lasinstellingen (of
startinstellingen, indien gebruikt). Als de boog
niet onmiddellijk start, beweegt de draad een
klein stukje terug totdat de boog tot stand is
gebracht en beweegt daarna op de normale
manier omlaag.
Gebruik het standaard snel starten van de beweging
of herbedraad de bedieningselementen voor
beweging vanuit stilstand volgens de instructies in
par. T3.5.2 hieronder.
C. Optionele startbedieningselementen
1.
Deze worden aanbevolen voor toepassingen
waarbij de penetratie, lasrupsgrootte en andere
laseigenschappen vanaf de start zorgvuldig
moeten worden bestuurd.
2.
De startvolgorde is hetzelfde als hierboven,
uitgezonderd dat wanneer de boog wordt
ontstoken, de machine last met de
draadsnelheid en -spanning ingesteld vanaf het
paneel met startbedieningselementen totdat de
tijd ingesteld op de duimwielschakelaar is
verstreken. Het circuit schakelt daarna
automatisch over naar de draadsnelheid en -
spanning van de lasbedieningselementen. De
instellingen hangen af van de vereisten voor de
toepassing.
3.
Als de starttijd op 0,00 seconden wordt
ingesteld, worden de bedieningselementen van
de startmodus tijdens de lascyclus overbrugd.
D. Beschikbare opties voor toepassingen waarbij
starten erg moeilijk is
1.
K238 Hoge-frequentiegenerator - zie par. T2.5.8.
2.
K237 Linc-Fill startrelais - zie par. T2.5.12.
39
Nederlands