Installatie elektrische bedrading
Par. T2.3.1
De apparatuur bedraden
WAARSCHUWING
ELEKTRISCHE SHOKKEN KUNNEN DODELIJK ZIJN:
Laat
deze
elektricien installeren en onderhouden.
Schakel
zekeringenkast uit voordat u aan de
apparatuur gaat werken.
Raak geen onder spanning staande
delen aan.
A.
VEREIST INGANGSVERMOGEN
U hebt slechts 115 volt wisselstroom, 50 of 60 hz,
nodig om het besturingselement te bedienen.
Alle stroombronnen die in par. T2.3.4 zijn besproken,
bieden het vereiste vermogen. Als er voor een bepaalde
stroombron geen aansluitschema beschikbaar is, is deze
stroombron niet geschikt voor gebruik met de NA-5.
B.
AANSLUITING VAN DE KOP OP HET
BEDIENINGSKASTJE
Alle koppen worden geleverd met een motor- en
motortachometerkabel van 120 cm lang. Steek de
stekkers van deze kabels in de bijbehorende ingangen
aan de zijkant van het bedieningskastje.
Als het bedieningskastje zodanig moet worden
gemonteerd dat de kabels van 120 cm niet lang genoeg
zijn, moet u een K335 of K338 kop-naar-
bedieningskastje-verlengkabel installeren van de
bestelde lengte (maximaal 9 meter). De K335, voor de
NA-5S-kop, bevat verlengkabels voor motor, tachometer
en fluxhopper met gepolariseerde stekkers aan elk
uiteinde en elektrodekabels. De K338 voor de koppen
NA-5N, NF en SF, is dezelfde als de K335, maar zonder
de fluxhopperverlengkabel.
De NA-5N en NA-5S worden ook met twee elektrodekabels
van 120 cm geleverd. Bout de kabelafsluitingen van het
ene uiteinde van het kabelpaar vast aan de
draadcontacteenheid, en de kabelafsluitingen van het
andere uiteinde van de elektrodekabels naar de K215-
kabeleenheid voor het aansluiten van de stroombron op het
bedieningskastje. Zorg ervoor dat u de vastgeboute
aansluiting goed isoleert. Wanneer de K335 of K338
verlengkabels tussen het bedieningskastje en de koppen
worden gebruikt, worden de elektrodekabels van 120 cm
niet gebruikt. Bij toepassing van stroomsterktes of een
inschakelduur van meer dan 1000 ampère bij 80%, moet u
een extra elektrodekabel toevoegen op basis van tabel 1.
De "F"-modellen worden niet standaard met de 120 cm
lange elektrodekabels geleverd. Als er geen K335 of
K338 wordt gebruikt, moet u voor de NA-5NF of NA-5SF
de benodigde elektrodekabel van de juiste lengte
bestellen. Sluit deze aan tussen de
draadcontacteenheid en de K215-kabeleenheid, zoals
hierboven beschreven.
TABEL 1
Minder dan 1000 ampère
1000 tot 1300 ampère
1300 tot 1500 ampère
Nederlands
apparatuur
door
een
de
stroom
bij
de
80% inschakelduur
Twee 4/0
Drie 4/0
Vier 4/0
Afbeelding 1
C.
AANSLUITING VAN BEDIENINGSKASTJE
OP STROOMBRON MET KABELEENHEID
Bij het NA-5-bedieningskastje moeten om de NA-5-
detectieschakelaar van de lasstroom te activeren,
de elektrodekabels van de K215-kabeleenheid onder
de klembalk links van het bedieningskastje worden
geplaatst. Zie afbeelding 1. (Dit is nodig voor de juiste
bediening van de reedschakelaar.) De moeren waarmee
de klembalk op zijn plaats wordt gehouden, hoeft alleen
maar strak omhoog te worden getrokken. Zet ze niet te
stevig vast. Als er een loopkat wordt gebruikt, moeten
de elektrodekabels ook met de klembalk worden
vastgeklemd die bij de loopkat wordt meegeleverd.
Klem de stuurstroomkabel niet onder de loopkatklem
vast, maar voer deze over de bovenkant.
Steek de gepolariseerde connector van de
stuurstroomkabel in de K215-eenheid in de bijbehorende
aansluiting aan de zijkant van het bedieningskastje.
Zorg dat de stroom is uitgeschakeld, en sluit de K215-
kabeleenheid voor het aansluiten van het bedieningskastje
op de stroombron als volgt aan op de stroombron:
1.
Als u gebruik maakt van een stroombron voor
meerdere processen (type SAM, SA-800, SAF-600,
DC-400, DC-600, DC-1000 of DC-1500), moet u via
het aansluitschema controleren of de bron goed is
ingesteld voor het lasproces dat wordt gebruikt.
2.
Sluit de K215-stuurstroomkabels aan op de
contactstrip van de stroombron, exact zoals
opgegeven op het bijbehorende aansluitschema.
Plaats alle jumpers op de contactstrips die worden
aangegeven in het schema. Gebruik geen andere
jumpers. Als er stroomsterktes of een
inschakelduur van meer dan 1000 ampères bij 80%
worden gebruikt, voegt u extra elektrodekabels toe
aan de K215-eenheid volgens tabel 1.
3.
Afhankelijk van de te gebruiken stroombron en proces,
moeten de jumpers op de NA-5-spanningskaart
mogelijk worden gewijzigd. De NA-5 is bij levering
aangesloten voor gebruik met de stroombronnen van
het type DC-400, DC-600, DC-1000 of DC-1500. Voor
andere stroombronnen gaat u naar de bijbehorende
aansluitschema's en par.T3.6.
Sluit de werkkabels van de juiste dikte en lengte volgens
tabel 1 aan tussen de "Naar werkstuk"-aansluiting op de
stroombron en het werkstuk. Zorg dat de aansluiting op
het werkstuk een strak en schoon metaal-op-metaal
contact maakt.
21
Nederlands