Par. T2.3.4-D
M 13986
Aansluiting van NA-5 (alle) op een SAM-400
motorgenerator of motorlasmachine
AANSLUITINGEN MOETEN EXACT ZO WORDEN AANGEBRACHT ALS HIERONDER IS BESCHREVEN.
VOOR ENIG ANDER GEBRUIK VAN DE STROOMBRON MOET U ALLE NA-5-DRADEN EN -KABELS LOSKOPPELEN.
STROOMBRON
O.C. & O.D.
O.G.
O.A.
AUTO.
WERKS
UITSTEKING
APP.
TUK
O.B.
OPMERKING: U wijzigt de polariteit door de stroom uit te schakelen en zet de schakelaar op de stroombron
op de juiste polariteit. Zie de bedieningshandleiding voor NA-5 voor de vereiste
polariteitsaansluitingen van het NA-5-bedieningskastje.
O.A.
Verwijder de draagbare SAM-veldbesturing en sluit de NA-5-stuurstroomkabel aan.
O.B.
Laskabels moeten de juiste capaciteit hebben voor de stroomsterkte en inschakelduur van
huidige en toekomstige toepassingen.
O.C.
Verleng draad #21 met een geïsoleerde draad #14 of hoger die fysiek geschikt is voor de
installatie. Er is voor dit doel een S16586-[ ] spanningsdetectiedraad op afstand beschikbaar. Sluit
deze direct aan op het werkstuk, maar houd deze uit de buurt van de laswerkkabelaansluiting met
het werkstuk. Deze verlengde draad #21 moet langs de laswerkstukkabel worden vastgetapet.
O.D.
Tape de vastgeboute aansluiting vast.
O.E.
Sluit de aardingsdraad van de NA-5-stuurstroomkabel aan op de gemarkeerde
de contactstrip van de stroombron. De stroombron moet goed worden geaard.
O.F.
Als u een oudere K215-stuurstroomkabel gebruikt: sluit draad #76 aan op #75 op de contactstrip,
sluit draad #75 en #77 aan op #76 op de contactstrip.
O.G.
Op oudere SAM-machines bevond aansluiting #1 zich ook op de contactstrip.
Voor de juiste werking van NA-5 moeten de elektrodekabels onder de klembalk links van het NA-5-
O.H.
bedieningskastje worden weggeborgen.
STUURSTROOMKABEL
NAAR NA-5-
INGANGSKABEL-
STEKKER
O.E.
O.F.
O.D. & O.H.
VASTBOUTEN AAN KABELS VANAF
NA-5-DRAADCONTACTEENHEID.
AANSLUITEN OP WERKSTUK
frameaansluiting dicht bij
SAM STROOMBRONINSTELLINGEN
SCHAKEL DE STROOMBRON UIT.
Voor subboog:
1.
Stel de elektrodepolariteitsschakelaar in op de stand voor
variabele spanning van de polariteit die gewenst is voor het te
gebruiken proces.
2.
Stel de tuimelschakelaar in op constante spanning.
3.
Stel de knop voor constante spanning in op nummer 7 en de de
knop voor de stroomsterkte op 500.
Voor alle open-boogprocessen;
1.
Stel de elektrodepolariteitsschakelaar in op de stand voor
constante spanning van de polariteit die gewenst is voor het te
gebruiken proces.
2.
Stel de tuimelschakelaar in op constante spanning.
3.
Stel de knop voor constante spanning in op nummer 5.
ZIE VOOR AANVULLENDE INSTALLATIE-INSTRUCTIES DE BEDIENINGSHANDLEIDING VOOR NA-5
NA-5 INSTELLINGEN
Voor subboog:
1.
Rode draad op spanningskaart is aangesloten op pen "S".
2.
Witte draad op spanningskaart is aangesloten op pen"A".
Voor alle open-boogprocessen;
1.
Rode draad op spanningskaart is aangesloten op pen "F".
2.
Witte draad op spanningskaart is aangesloten op pen"A".