Bedrijf
Gedrag bij werkzaamheden in de buurt van elektrische bovenleidingen
Gedurende werkzaamheden met de machine in de buurt van elektrische bovenleidingen en tramleidingen moet
tussen de machine met zijn aanbouwdelen en de leiding een minimale afstand volgens de navolgende tabel wor-
den aangehouden. De exploitant van de machine of de voor de werkzaamheden verantwoordelijke persoon moet
garanderen dat de plaatselijke, regionale en nationale voorschriften worden nageleefd.
boven 1 kV
boven 110 kV
boven 220 kV
Indien de veiligheidsafstanden niet kunnen worden aangehouden, moeten de bovenleidingen na overleg met de
eigenaren of exploitanten ervan spanningsloos worden geschakeld en tegen opnieuw inschakelen worden bevei-
ligd.
Bij benadering van bovenleidingen moet met alle mogelijke werkbewegingen van de machine rekening worden
gehouden.
Tevens kunnen bodemhobbels of het schuin zetten van de machine de afstand verkleinen.
Wind kan de bovenleidingen laten uitzwaaien en hierdoor de afstand verkleinen.
Bij vonkoverslag zo nodig met geschikte maatregelen de gevarenzone met de machine verlaten. Indien dit niet
mogelijk is, de bestuurdersplaats niet verlaten, naderende personen voor het gevaar waarschuwen en de uitscha-
keling van de stroom regelen.
Gedrag bij werkzaamheden in de buurt van aardleidingen
Voordat met uitgravingen wordt begonnen, moet de ondernemer resp. de voor de werkzaamheden verantwoor-
delijke persoon controleren of zich in het geplande werkgebied aardleidingen bevinden. De exploitant van de ma-
chine of de voor de werkzaamheden verantwoordelijke persoon moet garanderen dat de plaatselijke, regionale en
nationale voorschriften worden nageleefd.
Indien aardleidingen aanwezig zijn, moeten de positie en het verloop van de leidingen met de eigenaren of exploi-
tanten van de leidingen worden vastgesteld en de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen worden vastgelegd.
Indien onverwachts aardleidingen worden gevonden of beschadigd, moet de gebruiker onmiddellijk de werkzaam-
heden onderbreken en de verantwoordelijke persoon op de hoogte brengen.
Eerste inbedrijfstelling
Voordat de machine voor de eerste keer in bedrijf wordt gesteld, moet deze een visuele controle op uitwendige
beschadigingen door het transport ondergaan en moet de voltalligheid van de meegeleverde uitrusting worden
gecontroleerd.
Vloeistofpeil overeenkomstig hoofdstuk Onderhoud (blz. 171) controleren.
Alle bedieningsfuncties uitvoeren, zie hoofdstuk Bediening van graafmachine (blz. 85) en daaropvolgende
hoofdstukken.
In geval van storingen a.u.b. onmiddellijk uw bevoegde KUBOTA-dealer waarschuwen.
W9297-8144-1
01/2023
Nominale spanning
tot 1 kV
tot 110 kV
tot 220 kV
tot 380 kV of bij onbekende nominale spanning
Veiligheidsafstand
1,0 m
3,0 m
4,0 m
5,0 m
77