Hefinrichting
Het hefbedrijf is alleen toegestaan als de graafmachine met de volgende veiligheidssymbolen volgens
EN 474-5 uitgerust is:
– Leidingbreukbeveiliging op de boomcilinder (blz. 35)
– Leidingbreukbeveiliging op de armcilinder (blz. 35)
– Waarschuwingssysteem tegen overbelasting (blz. 36)
De machine mag alleen worden gebruikt voor hefbedrijf wanneer het waarschuwingssysteem tegen overbe-
lasting is geactiveerd. Lees hiertoe in hoofdstuk Veiligheidsbepalingen de paragraaf leidingbreukbeveiliging
(blz. 36).
De hefinrichting moet zo op het aanbouwdeel of de andere delen van de graafmachine worden bevestigd dat
het onopzettelijk losraken van de hijskabel is uitgesloten.
Het aanbrengen op het aanbouwdeel of de uitrusting moet zo gebeuren, dat een goed zicht tussen bedienaar
en begeleider [de persoon, die de hijskabel aan de hefinrichting bevestigd] gewaarborgd is.
De hefinrichting moet zo worden geplaatst, dat voor de hijskabel altijd een verticale trekrichting is gewaar-
borgd en dat niet andere machine-onderdelen de trekrichting veranderen.
De hefinrichting moet dusdanig zijn uitgevoerd en gepositioneerd dat onopzettelijk verschuiven van de hijs-
kabel is uitgesloten.
Bij het plaatsen van de hefinrichting moet worden gewaarborgd dat bij normaal bedrijf van de graafmachine
en bij werkzaamheden met materiaal geen beperkingen (bijvoorbeeld vasthaken) optreden.
Het vastlassen van bevestigingsmiddelen (bijv. haken) mag alleen door vakbekwaam personeel worden uit-
gevoerd. Raadpleeg voor deze werkzaamheden uw KUBOTA-dealer.
De hefinrichting moet op elk plaats op het aanbouwdeel of boomdeel een last standhouden, die het 2,5-vou-
dige van de nominale heflast bedraagt.
224
Heflast van de graafmachine
W9297-8144-1
01/2023