Rijden met de machine
De algemene veiligheidsbepalingen (blz. 17) en de veiligheidsbepalingen voor het gebruik (blz. 75) moeten
in acht worden genomen.
Werkzaamheden vóór de dagelijkse inbedrijfstelling uitvoeren (blz. 85).
Motor starten (blz. 96).
Indicaties en controlelampen controleren (blz. 100).
Waarborgen, dat de boom en het dozerblad zich zoals
op de afbeelding weergegeven, in de rijrichting bevin-
den.
Voor het rijden met de machine moeten de navolgen-
de veiligheidsaanwijzingen in elk geval worden opge-
STOP
volgd.
Bij werkzaamheden op een helling moet rekening worden gehou-
den met de hellingshoek van de machine.
Max. helling in dwarsrichting 27 % ofwel 15°
Klimvermogen
Bak tijdens het rijden zo laag mogelijk houden.
Ondergrond op draagvermogen, aanwezige kuilen of andere
obstakels controleren.
Voorzichtig bermen, oevers en uitgravingen benaderen; deze
kunnen inzakken.
Langzaam bergafwaarts rijden, zodat de rijsnelheid niet onge-
controleerd toeneemt.
Cabinedeur sluiten.
Gedurende het rijden moet de bak zich ca. 200 tot 400 mm (A)
boven de grond bevinden (zie afbeelding).
112
36 % resp. 20°
Bedrijf
Rijrichting
W9297-8144-1
01/2023