Gebruiksaanwijzing
WAARSCHUWING De nauwkeurigheid van de SpO2-metingen kan
worden beïnvloed door een van de volgende zaken:
•
verhoogd bilirubineniveau
•
verhoogd methemoglobineniveau (MetHb)
•
verhoogd carboxyhemoglobineniveau (COHb)
•
hemoglobinesynthesestoornissen
•
lage perfusie op de bewaakte locatie
•
de aanwezigheid van concentraties van bepaalde intravasculaire kleurstoffen
die voldoende zijn om de gebruikelijke arteriële pigmentatie van de patiënt te
veranderen
•
beweging van de patiënt
•
omstandigheden zoals beven en inademing van rook door de patiënt
•
bewegingsartefact
•
gelakte nagels
•
slechte zuurstofvoorziening
•
hypotensie of hypertensie
•
ernstige vasoconstrictie
•
shock of hartstilstand
•
veneuze pulsaties of plotselinge en significante veranderingen in pulswaarde
•
nabijheid van een MRI-omgeving
•
aanwezigheid van vocht in de sensor
•
te veel omgevingslicht, met name fluorescerend
•
gebruik van de verkeerde sensor
•
sensor te strak aangebracht
LET OP! Als u pulsoximetrie gebruikt tijdens de bestraling van het hele
lichaam, moet u de sensor buiten het bestralingsveld houden. Als de
sensor aan de bestraling wordt blootgesteld, kan de meting onnauwkeurig
zijn of kan het apparaat een nulmeting geven tijdens de actieve
bestralingsperiode.
LET OP! Het instrument moet op uw lokale netvoedingsfrequentie worden
ingesteld om ruis van fluorescerend licht en andere bronnen te kunnen
uitschakelen.
LET OP! Wees voorzichtig bij het aanbrengen van een sensor op een
locatie met huidproblemen. Het aanbrengen van tape of het uitoefenen van
druk op een dergelijke locatie kan de circulatie belemmeren en/of meer
beschadiging van de huid veroorzaken.
LET OP! Als het bericht Lage perfusie vaak wordt weergegeven, zoekt u
een plek met een betere perfusie. Gebruik in de tussentijd andere
middelen om de patiënt te beoordelen en zo nodig de oxygenatiestatus te
verifiëren.
LET OP! De circulatie distaal van de sensor moet regelmatig worden
gecontroleerd.
Patiëntbewaking 83