7.
Hoofdfuncties
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de belangrijkste
hoofdfuncties van de frequentieregelaar.
7.1
Parametersets
Parametersets worden gebruikt als er voor een toepassing
verschillende instellingen voor verschillende modi nodig
zijn. Een machine kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor de
productie van verschillende producten en daarom twee of
meer maximumtoerentallen en acceleratie-/deceleratietijden
nodig hebben. Met de vier parametersets kunnen
verschillende regelopties worden geconfigureerd voor snelle
veranderingen in het gedrag van de frequentieregelaar. Het is
mogelijk om de frequentieregelaar in bedrijf aan te passen
aan een veranderd machinegedrag. Dit is gebaseerd op het
feit dat elk van de vier parametersets op elk gewenst moment
tijdens Run of Stop kan worden geactiveerd via de digitale
ingangen of het bedienpaneel en menu [241].
Iedere parameterset kan extern worden gekozen via een
digitale ingang. Parametersets kunnen tijdens bedrijf worden
gewijzigd en worden opgeslagen op het bedienpaneel.
OPMERKING: De enige gegevens die niet in de
parametersets zitten, zijn Motor Data 1-4 (afzonderlijk
ingevoerd), taal, communicatie-instellingen, gekozen
set, lokaal Ext. en toetsenbord vergrendeling.
7.1.1 Parametersets definiëren
Bij het gebruik van parametersets bepaalt u eerst hoe u
verschillende parametersets wilt kiezen. De parametersets
kunnen via het bedienpaneel worden gekozen, alleen via
digitale ingangen of via seriële communicatie. Alle digitale
ingangen en virtuele ingangen kunnen worden
geconfigureerd voor het kiezen van de parameterset. De
functie van de digitale ingangen wordt bepaald in menu
[520].
Afb. 75 laat zien hoe de parametersets worden geactiveerd
via een digitale ingang die geconfigureerd is als ParSet kz 1
of ParSet kz 2.
CG Drives & Automation 01-7491-03r1
Parameterset A
Run/Stop
-
-
Koppels
-
-
Regelingen
-
-
Limieten/Bev.
-
-Max Alarm
11
+24 V
10
ParSet kz 1
{
16
ParSet kz 2
Afb. 75 Kiezen van de parametersets.
7.1.2 Parameterset kiezen en
kopiëren
Het kiezen van de parameterset vindt plaats in menu [241],
Kies Set. Kiest eerst de hoofdset in menu [241], normaal
gesproken A. Pas alle instellingen voor de toepassing aan.
Normaal gesproken zijn de meeste parameters gelijk voor de
sets en kunt u veel tijd besparen door het kopiëren van set A>B
in menu [242]. Als parameterset A wordt gekopieerd naar set
B, verandert u alleen de parameters in de set die veranderd
moeten worden. Indien nodig herhalen voor C en D.
Met menu [242], Kopieer Set, kan de complete inhoud van
een individuele parameterset op eenvoudige wijze worden
gekopieerd naar een andere parameterset. Als bijvoorbeeld
de parametersets worden geselecteerd via digitale ingangen,
wordt DigIn 3 ingesteld voor ParSet kz 1 in menu [523] en
DigIn 4 voor ParSet kz 2 in menu [524]. Ze worden
geactiveerd volgens tabel 27.
Activeer de parameterwijzigingen via digitale ingang door
instelling van menu [241], Kiest Set op DigIn.
Tabel 27 Parameterset
Parameterset
A
B
C
D
OPMERKING: De keuze via de digitale ingangen
wordt onmiddellijk geactiveerd. De nieuwe
parameterinstellingen worden online, dus tijdens Run,
geactiveerd.
OPMERKING: De standaardparameterset is
parameterset A.
Set B
Set C
(NG06-F03_1)
ParSet kz 1
ParSet kz 2
0
0
1
0
0
1
1
1
Hoofdfuncties
Set D
69