Opbouw en werking
3.
Controlelamp lading
De controlelampje lading brandt, wanneer er niet genoeg spanning op het laadstroomcircuit staat.
4.
Controlelamp veiligheidsgordel
De controlelamp veiligheidsgordel brandt wanneer de veiligheidsgordel wordt losgemaakt.
5.
Controlelamp onderhoud
De controlelamp onderhoud brandt wanneer onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.
6.
Controlelamp DPF
Afhankelijk van de situatie wordt de status van de DPF-regeneratie, het verzoek om het toerental te verhogen
of de regeneratieblokkering weergegeven.
7.
Controlelamp snelrijstand
Weergave van de rijsnelheidmodus.
8.
Menubalk
De cursor (9) naar het gewenste symbool bewegen en op de invoerknop drukken. De gewenste instelling
wordt weergegeven.
W9273-8144-1
04/2020
73