Bedrijf
Om sneller te rijden, de knop rijsnelheid (1) bedienen.
Indien de rijweerstand hoger wordt, tijdens het rijden in
rijstand snel (bijv. stijging of obstakel) schakelt de ma-
chine automatisch in rijstand normaal. Als de rijweer-
stand weer lager wordt, schakelt de machine automa-
tisch terug in de rijstand snel.
Er klinken twee waarschuwingstonen en de controlelamp (1) veran-
dert naar het symbool snelrijstand. Door drukknop snelrijstand op-
nieuw te bedienen, wordt weer op de normale snelheid terugge-
schakeld en er klinkt één waarschuwingstoon.
Tijdens het rijden op modderige of niet vlakke onder-
gronden is het rijden in de snelstand verboden; tevens,
STOP
indien gelijktijdig een ander bedieningselement (bijv.
bovenwagen draaien) wordt bediend.
W9273-8144-1
04/2020
1 1
KX060-05_069
125