– Gebruik altijd banden van het type en de maat die verder in deze Gebruikers-
handleiding zijn aangegeven. Zorg altijd voor de juiste bandenspanning, zoals
verder in deze Gebruikershandleiding wordt beschreven.
– Voer nooit onoordeelkundige wijzigingen aan uw voertuig uit, bijvoorbeeld
verkeerde installatie of toepassing van accessoires. Gebruik alleen door BRP
goedgekeurde accessoires. Installeer NOOIT een passagiersstoel op een 1-UP
model en laat nooit een passagier plaatsnemen op de bagagerekken.
Enkel 2-UP-modellen
De bestuurder moet:
– De passagier in kennis stellen van de basisregels voor een veilige rit.
– Vergeet niet dat de bestuurder verantwoordelijk is voor de veiligheid van zijn
passagier. Laat hem in twijfelgevallen afstappen voordat u een risicovol ma-
noeuvre uitvoert. Oefen de manoeuvres die in deze Gebruikershandleiding
worden beschreven altijd in zonder passagier. Denk eraan: wanneer u met een
passagier rijdt heeft dit een grote invloed op de besturing van uw voertuig, de
stabiliteit en de remafstand. Matig uw snelheid altijd wanneer u een passagier
meeneemt. Voorzie een langere remafstand. In sommige situaties is dit voer-
tuig perfect bestuurbaar met de bestuurder alleen, maar niet meer met een
passagier. Gebruik uw gezond verstand.
– Neem nooit een passagier mee op een 2-UP-model, wanneer de opbergkoffer
is geïnstalleerd (op de plaats van de passagiersstoel).
– Houd uw beide handen altijd aan het stuur en uw voeten op de voetsteunen, ter-
wijl u met uw voertuig rijdt.
– Gebruik een 2-UP-model nooit zonder dat de passagiersstoel of de opbergkoffer
goed is geïnstalleerd.
De passagier mag:
– Nooit met dit voertuig rijden zonder een goed passende, goedgekeurde helm
(met kinbeschermer) op. Draag altijd oogbescherming (bril of gelaatsscherm),
handschoenen, laarzen, een hemd of jack met lange mouwen en een lange
broek.
– Neem plaats op de daartoe voorziene passagiersstoel en houd u altijd vast aan
de handgrepen. Houd u nooit vast aan de bestuurder.
– Houd de handen en voeten tijdens het rijden op de daartoe voorziene plaatsen.
– Sta nooit recht terwijl het voertuig rijdt. Door teveel beweging kan het voertuig
oncontroleerbaar worden.
– Let op de bewegingen van de bestuurder en het voertuig.
– Wanneer u zich om een of andere reden ongemakkelijk of onzeker voelt, wacht
dan niet af en vraag de bestuurder om te vertragen of te stoppen.
________
VEILIGHEIDS-INFORMATIE
BIJZONDERE VEILIGHEIDSBERICHTEN
_______
13