Vertraging alarm onderspanning
[4333]
In dit menu wordt de reactievertraging voor het alarm voor
spanningsonbalans, zoals ingesteld in [4331] en [4332],
geselecteerd.
4333 OnderspVert
Stp
Standaard:
1 s
Instelbereik:
1 - 90 s
FaseomkeringAlarm [434]
Als deze functie is geactiveerd, wordt er een alarm
gegenereerd als de verkeerde fasevolgorde voorafgaand aan
een start wordt gedetecteerd.
Alarmactie faseomkering [4341]
In dit menu wordt de alarmactie voor een
faseomkeringsalarm wordt geselecteerd. De softstarter
detecteert de fasevolgorde voorafgaand aan elke startpoging.
Als de werkelijke fasevolgorde niet overeenkomt met de
toegestane fasevolgorde zoals ingesteld in menu [4342],
wordt de actie gekozen in dit menu uitgevoerd.
Als u het faseomkeringsalarm wilt inschakelen, moet er een
motor worden aangesloten en moet de netspanning worden
ingeschakeld. Het alarm geldt alleen bij startpogingen.
4341 FaseOmk AA
Stp
Standaard:
Geen actie
Geen actie 0
Harde trip
1
Zie voor een definitie Tabel 21, pagina 47.
Zachte trip 3
Waarschuw
4
ing
Toegestane Fasevolgorde [4342]
In dit menu wordt de toegestane fasevolgorde geselecteerd.
4342 ToegestVolg
Stp
Standaard:
L123
Selectie:
L123 en L321
CG Drives & Automation, 01-5980-03r0
1s
Geen actie
L123
8.5
I/O [500]
Hoofdmenu met alle instellingen van de standaardingangen
en -uitgangen van de softstarter.
8.5.1
Analoge ingang [510]
Submenu met alle instellingen voor de analoge ingangen.
Functie analoge ingang [511]
Stelt de functie in voor de Analoge ingang. Schaal en bereik
worden bepaald door de instellingen voor "AnIn Advan" in
menu [513].
511 AnIn Funct
Stp
Standaard:
ProcesWaard
Uit
0
Ingang is niet actief.
De ingangswaarde is gelijk aan een
werkelijke proceswaarde en kan worden
gebruikt als comparatoringang voor het
ProcesWaar
3
creëren van een startsignaal. Dit kan ook
d
worden gebruikt om de werkelijke
proceswaarde weer te geven en te
bekijken.
LET OP: Als "AnIn Funct" is ingesteld op "Uit", is het aan-
gesloten signaal nog altijd beschikbaar voor "Compara-
tors" [610].
Instellingen voor analoge ingang [512]
De instelling van de analoge ingang wordt gebruikt om de
analoge ingang te configureren in overeenstemming met het
gebruikte signaal dat op de analoge ingang wordt
aangesloten. Met deze keuze kan de ingang worden
aangewezen als stroomgeregelde (4-20 mA) of
spanningsgeregelde (0-10 V) ingang. Er zijn andere keuzes
beschikbaar voor het gebruik van een drempel (live zero) of
een door de gebruiker gedefinieerd ingangsbereik.
ProcesWaard
Functionaliteit
93