Belastingsmonitor alarmacties
Alle alarmen en vooralarmen kunnen afzonderlijk worden
geconfigureerd voor de werking door een alarmactie toe te
passen, zoals een trip of een waarschuwing. Zie paragraaf
7.3.1, pagina 47. De status van het alarm of vooralarm is
beschikbaar op een van de programmeerbare relais als dat zo
is ingesteld (zie menu [550] voor meer informatie).
De alarmacties voor beide alarmmarges voor autoset en de
handmatig ingestelde alarmniveaus worden ingesteld in
menu [4111], [4121], [4131] en [4141].
De bijbehorende "Alarmvertragingen", die effect hebben op
de responstijd van de alarmen, worden ingesteld in menu
[4113], [4123], [4133] en [4143].
Belastingsmonitor tijdens opstarten
U kunt foutieve alarmen door een eerste over- of
onderbelasting bij het starten voorkomen door een tijd voor
"Startvertraging" op de belastingsmonitor toe te passen. Zie
menu [416], pagina 88.
LET OP: De alarmen voor de belastingsmonitor worden
uitgeschakeld tijdens kruipsnelheid, remmen en
aflooptijd.
Voorbeeld 1: Alarmniveaus handmatig
instellen
Stel dat de belastingsmonitor moet worden geblokkeerd
tijdens de startprocedure. Er wordt dan een startvertraging
van 30 seconden in menu [416] gekozen zodat het proces
zich kan stabiliseren voordat de belastingsmonitor actief
wordt.
In dit geval moet een pomp worden beschermd tegen over-
en onderbelasting (bijvoorbeeld cavitatie), maar zijn er geen
vooralarmen nodig. De alarmactie voor de vooralarmen
([4121] en [4131]) wordt daarom ingesteld op "Geen actie".
Bovendien zijn de alarmacties voor Max alarm [4111] en
Min alarm [4141] ingesteld op "Zachte trip", met de
bijbehorende alarmvertragingen; 10 seconden in menu
[4113] Max Alarmvertraging en 5 seconden in [4143] Min
Alarmvertraging.
De toestand voor normaallast (asvermogen) voor de pomp is
50% van het nominale motorvermogen [223] en daarom
wordt het Max. Alarmniveau [4112] ingesteld op 70%. Het
Min. alarmniveau [4142] wordt ingesteld op 10%, wat
bijvoorbeeld wordt bereikt bij cavitatie van de pomp.
Deze configuratie leidt tot de volgende reeks gebeurtenissen
(zoals wordt aangegeven in Afb. 34):
A. De functie belastingsmonitor wordt geactiveerd als de
ingestelde startvertragingstijd (30 seconden) is
verstreken.
B. Er wordt een maximale alarmconditie geactiveerd, maar
omdat de belasting binnen de ingestelde
alarmvertragingstijd (dus < 10 seconden) teruggaat naar
een veilig niveau, wordt er geen alarmactie uitgevoerd.
C. Er wordt een nieuwe maximale alarmconditie
geactiveerd.
CG Drives & Automation, 01-5980-03r0
D. Als de ingestelde alarmvertragingstijd (10 seconden) is
verstreken, wordt de maximale alarmactie uitgevoerd (in
dit geval een zachte trip).
P
last
30 s.
Afb. 34 Voorbeeld 1: Handmatig ingestelde functie voor belas-
tingsmonitor.
Belangrijkste kenmerken
Max
Normaal
Min
Tijd
10 s.
51