7.2
Met parametersets werken
Parametersets kunnen worden gebruikt om de softstarter in
te stellen voor verschillende parameters, zoals verschillende
gebruikte en aangesloten motoren, start- en stopmethodes,
alarminstellingen en besturingsbronnen.
Met de vier parametersets kunnen verschillende regelopties
worden geconfigureerd voor snelle veranderingen in het
gedrag van de softstarter. Het is mogelijk om de softstarter in
bedrijf aan te passen aan een veranderd gedrag. Dit is
gebaseerd op het feit dat elk van de vier parametersets op elk
gewenst moment tijdens het bedrijf kan worden geactiveerd;
via de digitale ingangen of het bedienpaneel.
Een parameterset bestaat uit vrijwel alle veranderbare
parameters in het menusysteem. Uitzonderingen zijn
sommige parameters die slechts één waarde kunnen hebben,
ongeacht de geselecteerde parameterset:
[211] Taal, [217] ToetsFunctie, [218] Code blokk? en [260]
Seriële communicatie. Deze parameterinstellingen zijn
globaal, dus geldig in het hele menusysteem.
LET OP: Actuele timerwaarden zijn hetzelfde voor alle
sets. Als een set wordt gewijzigd, verandert de werking
van de timer op basis van de nieuwe set, maar blijft de
timerwaarde onveranderd.
De menu's voor het instellen van parametersets staan in
paragraaf 8.2.5, pagina 68, te beginnen met menu [240].
De actieve parameterset wordt linksonder op het display
weergegeven en kan ook worden bekeken in menu [721]
TSA Status. De gedetailleerde configuratie voor elke set kan
worden genoteerd in de menulijst aan het einde van deze
handleiding of worden gedownload via internet op
www.cgglobal.com of www.emotron.com.
7.2.1 Besturing van parametersets
De parametersets kunnen via het bedienpaneel, via digitale
ingangen of via seriële communicatie worden gewijzigd. Dit
wordt ingesteld in menu [241] Kies Set.
Alle digitale en virtuele ingangen kunnen worden
geconfigureerd voor het kiezen van parametersets. Afb. 29
laat zien de manier waarop de parametersets kunnen worden
geactiveerd via een digitale ingang, waarbij bijvoorbeeld
DigIn 3 [523] is ingesteld op "ParSet kz 1" en DigIn 4 [524]
is ingesteld op "ParSet kz 2".
CG Drives & Automation, 01-5980-03r0
+24 V
ParSet kz 1
DI3
{
ParSet kz 2
DI4
Afb. 29 De parametersets via digitale ingangen kiezen
Als de parametersets via digitale ingangen worden gekozen,
worden ze geactiveerd zoals in Table 20. Activateer de
parameterwijzigingen via de digitale ingang door menu
[241] in te stellen op "DigIn".
Tabel 20 Parameterset
Parameterset
A
B
C
D
LET OP: De keuze via de digitale ingangen wordt
onmiddellijk geactiveerd. De nieuwe
parameterinstellingen worden online, dus tijdens Run,
geactiveerd.
LET OP: De standaardparameterset is parameterset A.
Voorbeeld: Handmatige en automatische
besturing
In een toepassing wordt handmatige besturing gebruikt als
voorbereiding op de servicepositie. Na service schakelt het
proces over opde automatische besturingsmodus. Dit kan
worden opgelost door een setparameters te gebruiken om de
handmatige besturingsmodus te activeren (dus
besturingssignalen via I/O) en een tweede set parametersom
het draaien in de automatische besturingsmodus te activeren
(dus besturingssignalenvanaf PLC via veldbus).
Belangrijkste kenmerken
Parameterset A
B
Run/Stop
C
Besturing kruipsnelheid
Remmethode
Motorbeveiliging
Last Monitor
ParSet kz 1
ParSet kz 2
0
0
1
0
0
1
1
1
D
43