Motorventilatie [228]
Parameter voor het instellen van het type motorventilatie.
Dit heeft gevolgen voor de kenmerken van de I
motorbeveiliging door de werkelijke overbelastingsstroom te
verlagen.
228 Motor Vent
Stp
M1:
Standaard:
Eigen
Geen
0 Beperkte I
Eigen
1 Normale I
Geforceerd 2 Uitgebreide I
Als de motor geen koelventilator heeft, kies "Geen". Selecteer
bij een motor met op de as gemonteerde ventilator "Eigen".
Als de motor een externe koelventilator heeft, selecteer
"Geforceerd".
8.2.4
Motorbeveiliging [230]
Deze functie beschermt de motor tegen overbelasting op
basis van de norm IEC 60947-4-2. Zie paragraaf 7.3, pagina
47 voor algemene informatie over verschillende
alarminstellingen.
2
Voorspellende I
t-functie
Op basis van hoeveel de gebruikte thermische capaciteit (I
is toegenomen tijdens de meest recente starten, wordt er een
voorspelling voor de volgende start gedaan. Als er geen
ruimte is voor nog een start, wordt de start vertraagd totdat
een startpoging leidt tot een succesvolle start.
WAARSCHUWING!
Als er niveausturing wordt gebruikt (bijvoor-
beeld selectie "Niveau" in menu [21A]), blijft
de motor automatisch een nieuwe startpo-
ging uitvoeren, zonder melding.
2
Alarm
motor [231]
I
t
Met deze functie kan de motor worden beschermd tegen
overbelasting zoals gepubliceerd in de norm IEC 60947-4-2.
De alarmlimiet is ingesteld op basis van de niveaus die zijn
2
gedefinieerd door "I
t Klasse" in menu [2313]. Als deze
limiet is overschreden, wordt er een alarm gegeven en wordt
de actie uitgevoerd die in menu [2311] is gekozen. Het alarm
blijft actief totdat de waarde I²t lager is dan 95% voordat er
een reset of een autoreset wordt toegestaan (zie een
uitgebreide beschrijving in menu [2521]).
CG Drives & Automation, 01-5980-03r0
2
t-
Eigen
2
t-overbelastingscurve.
2
t-overbelastingscurve.
2
t-overbelastingscurve.
2
Mot I
t AA [2311]
Standaard:
Geen actie 0
Harde trip
1
Zachte trip 3
Waarschuw
4
ing
Motorklasse
Met dit menu kunt u de thermische motorbeveiliging omlaag
en omhoog bijstellen (bij motoren met een servicefactor >
1,00).
Standaard:
Instelbereik:
2
2
Mot I
t Klasse [2313]
t)
Classificatie volgens IEC60947-4-2, waarmee de
startcapaciteit van de motor wordt gedefinieerd om
thermische overbelasting te vermijden.
Standaard:
2
0
3
1
5
2
10 A
3
10
4
20
5
30
6
40
7
2311 Mot I2t AA
Stp
M1: Zachte trip
Zachte trip
2
I
t-motorbeveiliging is niet actief.
Zie voor een definitie Tabel 21, pagina 47
2
[2312]
I
t
2
2312 Mot I
t I
Stp
M1:
100%
100%
0-150% van de nominale motorstroom
I
[224]
n_mot
2
2313 I
t Klasse
Stp
M1:
Bouwvorm 1: 10 A
Bouwvorm 2 en hoger: 10
Klasse 2
Klasse 3
Klasse 5
Klasse 10 A
Klasse 10
Klasse 20
Klasse 30
Klasse 40
Functionaliteit
10
65