Inbedrijfstelling en werking
3.13.5
Voorwand sensor midden
Pos. 1:
Voorwand sensor midden
Functie:
Automatische vulling (persdruk)
Uitvoering:
Inductieve sensor "verbreekcontact"
De rongen van de voorwand zijn tot aan het vooraf
ingestelde punt naar voren gedrukt, zodat er geen
overlap met de signaalgever meer plaatsvindt. De
Led aan:
transportbodem wordt automatisch ingeschakeld en
wordt net zolang gebruikt tot de rongen zich weer in
hun oorspronkelijke positie bevinden.
De rongen bevinden zich nog in het ingestelde
Led uit:
bereik, er vindt een overlap met de signaalgever
plaats.
Sensorgegevens:
Schroefdraad:
Maximaal aanhaalmoment:
Aansluiting:
Omschrijving:
Met behulp van de automatische vulling wordt de transportbodem automatisch bediend bij het bereiken van een
gedefinieerde materiaaldruk in de laadruimte. Hierbij wordt de beweging van de middelste rongen van de
voorwand door een sensor (Afb. 34 / pos. 1) geregistreerd. Als de automatische vulling te snel reageert, moet er
een instelling van de sensor worden uitgevoerd.
Instelling:
De sensor (Afb. 34 / pos. 2) op de voorwand (Afb. 34 / pos. 1) wordt bij
ruststand ingesteld. De middelste rongen van de voorwand (Afb. 34 /
pos. 1) zijn hierbij niet belast.
Met inachtneming van de afstand "X" tussen sensor (Afb. 34 / pos. 2)
en signaalgever (Afb. 34 / pos. 4) wordt de sensor (Afb. 34 / pos. 2)
verschoven. Hierbij moet als volgt te werk worden gegaan:
Breng de voorwand (Afb. 34 / pos. 1) in de transportstand.
Draai op de sensor (Afb. 34 / pos. 2) de moer (Afb. 34 / pos. 3) los.
Als de automatische vulling bij het laden te snel reageert, plaatst u
de sensor (Afb. 34 / pos. 2) dichter in de richting van de voorwand
(Afb. 34 / pos. 1).
Als de automatische vulling bij het laden eerder moet reageren,
plaatst u de sensor (Afb. 34 / pos. 2) verder weg van de voorwand
(Afb. 34 / pos. 1).
Houd de sensor (Afb. 34 / pos. 2) in deze positie en draai de moer
(Afb. 34 / pos. 3) met inachtneming van het maximale
aanhaalmoment weer aan.
Als de automatische vulling bij het laden te snel of te laat reageert, moet er opnieuw een instelling van de
sensor (Afb. 34 / pos. 2) worden uitgevoerd.
Als de afstand "X" tussen sensor en signaalgever moet worden aangepast, moeten hiervoor de
handelingsaanwijzingen en aanwijzingen in de bedieningshandleiding in het hoofdstuk "Werking
en instellingen" in de paragraaf "Elektra" / "Sensorinstelling" in acht worden genomen.
201803 nl
M18
25 Nm
PIN 1
=
-
PIN 2
=
+ (12 volt)
PIN 3
=
Signaal
- 76 -
1
Afb. 33: Voorwand sensor midden
1
Afb. 34: Sensorinstelling
2
3
X
4