5.11.4
Koppelingen bij machinetype "S"
Bij het openen van de achterklep worden de rotor en de pick-up uitgeschakeld en het doseeraggregaat
ingeschakeld. Als de achterklep weer gesloten is, schakelen de klauwkoppelingen weer om.
Koppeling doseeraggregaat
Bij gesloten achterklep moet er tussen de koppelingselementen van
het doseeraggregaat een afstand van ca. 25 mm worden ingesteld.
De instelling van de optimale afstand vindt plaats door het verschuiven
van de schakelconsole (afb.: Koppeling open pos. 1) bij ingeschoven
cilinder.
5.11.4.1
Koppeling instellen
De koppeling is correct ingesteld als het lager (afb.: Koppeling
gesloten pos. 3) bij gesloten koppeling vrij gedraaid kan worden. Als
de instelling veranderd moet worden, moet er als volgt te werk worden
gegaan:
Eerst één van de moeren (pos. 1) losdraaien.
De schroef (pos. 2) overeenkomstig verstellen.
De moeren (pos. 1) weer vast aanhalen.
In in- en uitgeschakelde toestand moet het kogellager
(pos. 3) vrij draaibaar zijn.
Afb.: Koppeling open
Afb.: Koppeling gesloten
- 135 -
Verzorging en onderhoud
1
201803 nl
2
1
3