4.2
Lossen
Het lossen van de machine wordt vanaf de tractorzitting met de terminal gestuurd. Door de weergave aan de
voorwand is de stand van de klep steeds zichtbaar.
4.2.1.1
Lossen zonder doseerwalsen
Menu "Afladen" selecteren
Achterklep openen
Transportbodem inschakelen
overeenkomstig de lossnelheid naar voren bewegen
Nadat de transportbodem een bepaalde lengte heeft afgelegd, zwenkt de voorwand automatisch naar
achteren.
Voor restlediging kan de transportbodemsnelheid verhoogd worden
Transportbodem uitschakelen
Achterklep sluiten
4.2.1.2
Lossen met doseerwalsen
Als de achterklep wordt geopend wordt automatisch omgeschakeld van rotoraandrijving naar aandrijving met
doseerwalsen.
Bij voertuigen met doseerwalsen mag de achterklep alleen bij stilstand tractor-aftakas geopend
worden. Anders bestaat er breukgevaar voor de koppelingen.
Hierbij moet als volgt te werk worden gegaan:
Menu "Afladen" selecteren
Achterklep openen
Door bedienen van de aftakas de doseerwalsen inschakelen.
Aftakastoerental: max. 1000 min -1
Als de glijkoppeling aanspreekt, laat dan de transportbodem even naar voren lopen en laat de doseerwalsen
opnieuw op gang komen.
Transportbodem inschakelen
Nadat de transportbodem een bepaalde lengte heeft afgelegd, zwenkt de voorwand automatisch naar
achteren.
overeenkomstig de lossnelheid naar voren bewegen
Voor restlediging kan de transportbodemsnelheid verhoogd worden.
Transportbodem uitschakelen
Aftakas en daarmee de doseerwalsen uitschakelen
Achterklep sluiten
Als er in etappes gelost moet worden, dient als eerste de transportbodem uitgeschakeld te worden en pas dan
de aftakas van de tractor en daarmee de doseerwalsen. Dit waarborgt dat de doseerwalsen zonder problemen
weer op gang komen.
Bij het sluiten van de achterklep wordt de doseerwalsaandrijving automatisch omgeschakeld naar
rotoraandrijving.
Belangrijk!
Bij rijden op de straat moet de achterklep gesloten zijn.
- 111 -
Gebruik van de machine
201803 nl