Inhoudsopgave
Advertenties
Verzorging en onderhoud
5.9
Persluchtremsysteem
De remsystemen moeten regelmatig aan een grondige controle worden onderworpen.
Instel- en reparatiewerkzaamheden aan de reminstallatie mogen alleen door vakwerkplaatsen of een
erkende remmendienst te worden uitgevoerd.
Bij het aankoppelen van de beide remslangen moet u zien of de afdichtingen schoon en onbeschadigd zijn.
Beschadigde afdichtingen vervangen. Na het koppelen mag er geen lucht meer uittreden.
Toewijzing van de aansluitingen in nacht nemen:
- Koppelingskop
- Koppelingskop
Let op de correcte positie van de slangen.
Schakelschema's van de persluchtinrichting zijn te vinden in de reserveonderdelenlijst.
5.9.1
Aanhanger-remkrachtregelaar (handinstelling) (indien voorhanden)
Bij gebruik van de aanhanger moet de remdruk aan de ladingstoestand aangepast worden. Daartoe moet de
aanhanger-remkrachtregelaar met de hand ingesteld worden.
De regelaar kan worden ingesteld op volle belasting, halve belasting, leeg en ontkoppelen. Hiernavolgend
worden de symbolen op het ventiel verklaard.
=
Volle belasting (aanhanger heeft het toegestane totaalgewicht)
=
Halve belasting (aanhanger is met de halve nuttige last beladen)
=
Leeg (aanhanger is niet beladen)
=
Ontkoppelen (de afgekoppelde aanhanger kan gerangeerd worden,
omdat de remmen los staan)
Afhankelijk van de uitvoering van de machine kan een aparte aflaatklep (blauwe knop) in de buurt
van het regelklep deze taak overnemen.
Een verkeerd ingestelde remdruk kan verhoogde slijtage aan de remmen en aan de wielen
veroorzaken. Een te hoog ingestelde remdruk kan bij het remmen leiden tot blokkeren van de
wielen; een te laag ingestelde remdruk heeft een te geringe remwerking en kan zodoende
gevaarlijke rijsituaties tot gevolg hebben.
5.9.2
ALR - Automatisch-lastafhankelijke remkrachtregeling (indien aanwezig)
De remdruk wordt automatisch aan de actuele asbelasting aangepast. De ingestelde waarden moeten
overeenkomen met de waarden op het ALR-typeplaatje en mogen niet gewijzigd worden.
Om de 3-4 maanden de instelas van de remkrachtregelaar op lichtlopendheid controleren en de koppeling op
eventuele beschadigingen.
5.9.3
Ontwatering van het luchtreservoir
Dagelijks moet voor het begin van de rit het luchtreservoir ontwaterd worden. Daartoe wordt de bout van het
ontwateringsventiel aan de onderzijde van de tank opzij geschoven, totdat er geen water meer uittreedt. Een
vervuild ontwateringsventiel moet bij drukloze tank gedemonteerd en gereinigd worden.
Het luchtreservoir mag niet beschadigd zijn en mag niet bewegen in de spanbanden. Bovendien mag die geen
uiterlijke corrosieschade vertonen. Als dat het geval is, moet die vervangen worden.
201803 nl
rood
voorraad
geel
remleiding
- 124 -
Advertenties
Inhoudsopgave
