6.12.1.5
Schijfkouter
Gevaar voor schade aan de schijfkouter.
Als u niet deze aanwijzing niet in acht neemt, kunnen de schijfkouter, de opname en
het voorste gedeelte van het zeefkanaal beschadigd raken.
– De dissel mag bij neergelaten opname en bij stilstand of lage rijsnelheid van de
tractor niet worden gestuurd.
– De handmatige disselstuurbeweging bij neergelaten opname moet aan de rijsnel-
heid worden aangepast. Hoe lager de rijsnelheid van de tractor is, des te voorzich-
tiger en langzamer moet de dissel worden gestuurd.
(1)
Diepteafstelling schijfkouter
(2)
Schijfkouter rechts
(3)
Houder schraper schijfkouter
Afhankelijk van het uitrustingsmodel kunnen in de damopname twee schijfkouters of
vier schijfkouters zijn ingebouwd.
Bij het model met twee schijfkouters, bevinden de schijfkouters van de damopname
zich aan de buitenzijde van de damrollen. Bij het model met vier schijfkouters, bevin-
den de schijfkouters van de damopname zich aan beide zijden van de damrollen. Alle
schijfkouters zijn identiek en in spiegelbeeld ten opzichte van elkaar ingebouwd.
De werkdieptes van de schijfkouters kunnen onafhankelijk van elkaar worden inge-
steld, door bij de diepteafstelling (1) de schroef te draaien om de kouter omhoog of
omlaag te laten gaan.
Op de houders voor schijfkouters (3) kunnen de schrapers op de schijfkouter links
en rechts onafhankelijk van elkaar worden ingesteld. Daardoor kan op verschillende
mates van slijtage worden gereageerd, onafhankelijk van de zijde.
Bij bijzonder taai loof kunnen de schijfkanten iets worden geslepen, zodat het loof
goed kan worden afgesneden.
OPGELET
3
1
2
Bediening
Opname
233 / 544