Implementatieinstructies PROFIBUS Master Klasse 1
Bedrijfsstanden van het Transducer Block
Out of Service (OS)
In deze bedrijfsstand wordt de uit het AO Function Block verkregen stelwaarde niet gebruikt,
het regelventiel gaat naar de met ACT_FAIL_ACTION bepaalde mechanische veiligheidsposi-
tie. Het activeren van de geforceerde ontluchting leidt tevens tot overgang naar de bedrijfsstand
OS.
Automatic (Auto)
In deze bedrijfsstand wordt uit de van het AO Function Block verkregen stelwaarde een positie-
waarde berekend en wordt het regelventiel overeenkomstig gepositioneerd.
7.5.1 Start apparaat (warme start)
De reactie van de klepstandsteller na een warme start wordt bepaald door de parameter
FSAVE_TYPE (veiligheidsactie).
Wanneer FSAVE_TYPE op "regelen op veiligheidswaarde staat", dan gaat het instrument naar
Automatik en naar de met FSAVE_VALUE (veiligheidswaarde) ingestelde waarde.
Wanneer FSAVE_TYPE op "regelen op laatste setpoint" of "door veerkracht gegeven veilig-
heidspositie" staat, dan blijft het instrument in de veiligheidspositie. Zodra een geldig setpoint
SP naar het instrument wordt overgedragen, gaat de bedrijfsstand over naar Automatik.
Wanneer de status van het overgedragen setpoint "slecht" is of wanneer het instrument nog niet
succesvol is geinitialiseerd, dan blijft deze in de veiligheidspositie (Out of Service).
7.5.2 Bewakingsfunctie FSAVE_TIME, FSAVE_TYPE, FSAVE _VALUE
De in FSAVE_TYPE (veiligheidsactie) vastgelegde actie wordt door de volgende events geacti-
veerd:
4
Start instrument (warme start)
4
Aflopen van de DP-watchdogs door onderbreking van de cyclische communicatie met een
master klasse 1 (niet, wanneer de communicatie reglementair wordt opgebouwd).
4
In bedrijfsstand Automatik of Remote Cascade, wanneer de status van het in deze bedrijfs-
stand geldende setpoint SP of RCAS_IN op „Initiate Fail Safe" is ingesteld. In dit geval wordt
voor afloop van de veiligheidstijd de door FSAVE_TYPE (veiligheidsactie) bepaalde actie
geactiveerd.
4
Ontvangen van een DP-„Global Control"- service, waarbij het CLEAR-bit is geset.
4
Door setten van de status van het in de actuele bedrijfsstand gebruikte setpoint op "slecht".
48
EB 8382-2 NL