Clientcomputers instellen
Zie "Windows Me, 98 of 95" op pagina 213 voor Windows
Me, 98 of 95.
Zie "Windows XP of 2000" op pagina 215 voor Windows XP
of 2000.
Zie "Windows NT 4.0" op pagina 219 voor Windows NT 4.0.
Opmerking:
Wanneer u de printer deelt, moet u EPSON Status Monitor 3
instellen zodat de gedeelde printer kan worden gecontroleerd op de
afdrukserver. Zie "Functie voor taakbeheer gebruiken" op
pagina 103 voor meer informatie.
Als u in Windows Me, 98 of 95 een gedeelde printer gebruikt,
dubbelklikt u op de server op het pictogram Network (Netwerk) in
het Configuratiescherm en controleert u of de component File and
printer sharing for Microsoft Networks (Bestands- en printerdeling
voor Microsoft-netwerken) is geïnstalleerd. Controleer of op de
server en de clients het IPX/SPX-compatibele protocol of het
TCP/IP-protocol is geïnstalleerd.
De afdrukserver en de clientcomputers moeten op hetzelfde netwerk
en onder hetzelfde netwerkbeheer zijn ingesteld.
De vensters op de volgende pagina's kunnen verschillen, afhankelijk
van de gebruikte versie van Windows.
De printer als een gedeelde printer configureren
Voer de onderstaande procedure uit om de afdrukserver met
Windows Me, 98 of 95 in te stellen:
1. Klik op Start en kies Settings (Instellingen) en Control Panel
(Configuratiescherm).
2. Dubbelklik op het pictogram Network (Netwerk).
202
Printer instellen in een netwerk (EPL-6200)