KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen
Op zitplaats achter aan de zijkant
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag.
Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet deze daarna zo
ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het
kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind, moet u de stoel voor het kind naar
voren zetten en de rugleuning rechtzetten
om het contact tussen de stoel en de benen
van het kind te vermijden.
Verwijder in ieder geval de hoofdsteu-
nen achter (raadpleeg de paragraaf
"Hoofdsteunen achter" in hoofdstuk 3). Zet
de achterstoel indien nodig zo ver mogelijk
naar achteren. Dit moet gebeuren voordat u
het kinderzitje plaatst.
Controleer of het vooruit geplaatste kinder-
zitje goed tegen de rugleuning van de stoel
van de auto rust.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Installeer een kinderzitje met
gasveersteunen nooit op de
middelste zitplaats achterin.
L E V E N S G E VA A R
GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind het
goed vergrendelen van de
stoel ervoor niet belemmeren.
Raadpleeg de paragraaf "Voorstoel" in
hoofdstuk 1.
(2/2)
O F
Controleer bij monteren van
een kinderzitje (verhoging
Groep 2 of 3) of de autogordel
goed werkt (oprolt): raadpleeg
de paragraaf "Autogordels achterin" in
hoofdstuk 1. Pas indien nodig de stand
van de autostoel aan.
1.43