48
Stoelen, veiligheidssystemen
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij snel
optrekken of hard remmen geblok‐
keerd om de inzittenden op hun stoel
te houden. Daardoor neemt het
gevaar voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in
gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk. Kinderveiligheidssysteem
3 55.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Beschadigde onderdelen laten
vervangen. Na een aanrijding de
veiligheidsgordels en de gordelspan‐
ners door een werkplaats laten
vervangen.
9 Waarschuwing
De openingen in de rugleuningen
van de OPC-stoelen zijn niet
geschikt voor het monteren of
doorvoeren van extra veiligheids‐
gordels.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelwaarschuwing
De voorstoelen zijn met een gordel‐
verklikker uitgerust, aangegeven voor
de bestuurdersstoel als controlelamp
X in de toerenteller 3 113 en voor de
passagiersstoel in de middenconsole
3 111.
Gordelkrachtbegrenzers
De gordelkrachtbegrenzers van de
voorstoelen beperken de krachten die
inwerken op de inzittenden, doordat
de gordels tijdens een botsing gelei‐
delijk worden ontspannen.