9 Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruise control dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto
omdat rempedaal, gaspedaal en
de onderbrekingsschakelaar voor‐
rang hebben op de adaptieve
cruise control.
Inschakelen
Druk op de knop C om de adaptieve
cruise control te activeren. De contro‐
lelamp m brandt wit.
Activeren door het instellen van
de snelheid
De adaptieve cruise controle kan
worden geactiveerd bij snelheden
tussen de 50 km/u en 180 km/u.
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. De controlelamp
m brandt groen.
Rijden en bediening
Het symbool voor de adaptieve cruise
control, de instelling voor afstand tot
voorligger en de ingestelde snelheid
worden weergegeven in de bovenste
regel van het Driver Information
Centre.
U kunt het gaspedaal loslaten. Adap‐
tieve cruise control blijft tijdens het
schakelen geactiveerd.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het blijft altijd mogelijk om de inge‐
stelde snelheid te overschrijden door
het gaspedaal in te trappen. Als het
gaspedaal wordt losgelaten, keert het
systeem terug naar de gewenste
afstand als er een voorligger is die
langzamer rijdt. Is dit niet het geval,
dan keert het systeem terug naar de
opgeslagen snelheid.
Na activering van het systeem
vertraagt of remt de adaptieve cruise
control als er een voorligger wordt
aangetroffen met een lagere snelheid
of als de afstand tot de voorligger
korter is dan gewenst.
185