In scherpe bochten of bij het afslaan,
afhankelijk van de stuuruitslag of de
richtingaanwijzer, wordt een extra
lamp links of rechts bijgeschakeld, die
de weg haaks op de rijrichting
verlicht. Wordt geactiveerd tot een
snelheid van 40 km/u.
Controlelamp f 3 118.
Achteruitrijfunctie
Wanneer u de achteruit inschakelt
terwijl de koplampen aanstaan,
worden beide afslaglichten geacti‐
veerd. Deze blijven 20 seconden
branden nadat u de auto uit de achter‐
uitversnelling hebt gezet of tot u snel‐
ler dan 17 km/u vooruitrijdt.
Grootlichtassistentie
Deze functie maakt dat het
grootlicht 's avonds en wanneer u
sneller rijdt dan 40 km/u als hoofdrij‐
verlichting kan worden gebruikt.
Het dimlicht wordt ingeschakeld als:
● de camera in de voorruit de lich‐
ten van tegemoetkomende voer‐
tuigen of voorliggers detecteert
● de snelheid minder dan 20 km/u
is
● het mistig is of sneeuwt
● rijden in stadsverkeer
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het grootlicht weer in.
Activering
Verlichting
De grootlichtassistentie wordt geacti‐
veerd door tweemaal op de keuze‐
hendel te drukken bij een snelheid
boven 40 km/u.
De groene controlelamp l brandt
continu wanneer de assistentie actief
is; de blauwe lamp 7 brandt bij inge‐
schakeld grootlicht.
Controlelamp l 3 118.
Deactivering
Druk eenmaal op de keuzehendel. De
functie wordt ook gedeactiveerd,
wanneer u de mistlampen voor
inschakelt.
Wanneer een lichtsignaal wordt
gegeven als het grootlicht aanstaat,
wordt de grootlichtassistentie
gedeactiveerd.
Als het lichtsignaal wordt geactiveerd
als het grootlicht uitstaat, blijft de
grootlichtassistentie geactiveerd.
Na het inschakelen van het contact is
de grootlichtassistentie altijd actief.
143