C. TRANSMISSIE
Reductietransmissie rijaandrijving
Oliepeil controleren--- elke 250 uur
1. Parkeer de machine op een stevige vlakke
ondergrond met de giek geheel ingetrokken en tot op
de grond.
2. Draai de rijmotor totdat de denkbeeldige lijn door
plug (1) en plug (3) verticaal is.
3. Stop de motor. Haal de sleutel uit het contactslot.
LET OP: Zorg dat u uw lichaam en gezicht
verwijderd houdt van de ontluchtingsopening.
Transmissieolie is heet. Wacht totdat de
transmissie afgekoeld is en draai de
ontluchtingsplug dan geleidelijk los om de druk
te laten ontsnappen.
4. Draai, als de tandwielolie afgekoeld is, de
ontluchtingsplug (1) langzaam los om de druk te
laten ontsnappen.
5. Verwijder de ontluchtingsplug (1) en de controleplug
voor het oliepeil (2). De olie moet tot aan de
onderzijde van het gat komen.
6. Vul, indien nodig, olie bij totdat er olie uit de opening
van de controleplug voor het oliepeil komt. (Zie tabel
transmissieolie)
7. Wikkel afdichttape om de schroefdraden van de
pluggen. Plaats de pluggen (1) en (2).
Draai de pluggen (1) en (2) aan met 29,5 tot 39 N m
(3 tot 4 kgf m).
8. Controleer het transmissieoliepeil in de andere
reductietransmissie.
ONDERHOUD
7-15
1
2
3
M1L5-07-004
M503-07-016