RIJMODUSSCHAKELAAR
LET OP:
• Verander de rijsnelheid niet tijdens het rijden.
De machine kan dan kantelen door de
schokbelasting.
• Gebruik normaal gesproken altijd de langzame
rijmodus, tenzij u lange, rechte stukken over
het werkterrein rijdt.
• Controleer de stand van de rijmodusschakelaar
voordat u de rijbedieningshendels bedient.
• Zet de rijmodusschakelaar in de stand SLOW
voordat u een helling oprijdt.
• Als de giek hoger dan de horizon wordt
gehesen, kan de snelle rijmodus niet worden
geselecteerd, aangezien de
hogesnelheidsbegrenzer dan geactiveerd
wordt.
• Let op dat het onmogelijk is te rijden met de
giek bijna tot aan de volledige slag
uitgeschoven, ongeacht de stand van de
rijmodusschakelaar. (Zie de actieradiusgrafiek.)
Als de rijmodusschakelaar (1) in de stand
wordt gezet, kan de machine in de snelle rijmodus rijden.
De snelle rijmodus mag alleen gebruikt worden bij rechtuit
rijden. Wijzig de rijrichting niet terwijl u in de snelle
rijmodus rijdt.
RIJDEN MET DE MACHINE
(SNELL)
4-2
1
M1M3-04-002