VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET
RIJDEN
•
Controleer voordat u de rijhendels bedient in welke
richting de rijhendel moet worden bewogen om met de
machine te rijden met behulp van de markering
"Forward" aan de zijkant van het rupsbandframe.
•
Rijd niet over obstakels of een ongelijkmatige
ondergrond.
•
De rijmodusschakelaar bevindt zich op het
bedieningspaneel van het werkplatform. Hiermee kan de
bestuurder de rijsnelheid vanaf het werkplatform
selecteren.
• Rij tijdens normale werkzaamheden in de langzame
rijmodus.
• Stuur de machine niet terwijl u in de snelle rijmodus
rijdt. Het werkplatform zal dan extreem trillen, wat
risico's voor de veiligheid oplevert.
• Gebruik de snelle rijmodus alleen als u over een lang,
recht stuk weg zonder obstakels rijdt.
•
Als u een langere afstand rijdt (meer dan 20 m), moet u
de giek volledig intrekken en deze horizontaal houden.
•
Als u toch over obstakels en/of een onregelmatige
ondergrond moet rijden, moet u ervoor zorgen dat het
werkplatform en/of de giek de grond niet raken.
•
Als u op een helling rijdt, kan de machine slippen of
kantelen.
• Wanneer het onvermijdelijk is om op een helling te
rijden, moet de hellingshoek kleiner zijn dan 3°.
• Het werkplatform en/of de giekbodem kunnen de
grond raken als u een bocht passeert waar de
hellingshoek verandert. Houd voldoende speling
tussen het platform en/of de giekbodem en de grond.
• Rijd niet over een helling en/of verander niet van
rijrichting op een helling. De machine kan dan slippen
of kantelen. Na het afdalen van de helling naar een
vlakke ondergrond, kunt u van richting veranderen en
de helling opnieuw oprijden.
Voer tijdens het rijden geen andere functies uit zoals
zwenken, de giek uitschuiven/intrekken en de giek
ophijsen/laten zakken. Dit kan namelijk persoonlijk letsel of
de dood tot gevolg hebben.
VEILIGHEID
3°
V-8
M1L5-00-031
M1L5-00-032
M1L5-00-033