Bedienen van de maai-
koppelingshendel (aftakas)
Met de maaikoppelingshendel (aftakas) schakelt u de
aandrijving naar het maaimes (de maaimessen) in of
uit.
Maaimes(sen) inschakelen
1.
Trap het koppeling/rempedaal in om de machine
te stoppen.
2.
Zet de maaikoppelingshendel (aftakas) in de
stand "INGESCHAKELD" (Fig. 4).
2
1
Figuur 4
1. Uitgeschakeld
2. Ingeschakeld
Maaimes(sen) uitschakelen
1.
Trap het koppeling/rempedaal in om de machine
te stoppen.
2.
Zet de maaikoppelingshendel (aftakas) in de
stand "UITGESCHAKELD" (Fig. 4).
3
m–1852
3. Maaikoppelingshendel
(aftakas)
Instellen van de maaihoogte
Met de maaihoogtehendel (maaikastverstelling) stelt
u de maaier op de gewenste maaihoogte in.
1.
De maaihoogte kan in zeven standen worden
gezet, van ongeveer 25–102 mm (1–4").
2.
Trek aan de maaihoogtehendel en zet deze in de
gewenste stand (Fig. 5).
1
m–1881
Figuur 5
1. Maaihoogtehendel
(maaikastverstelling)
Instellen van de wielen
De maaiervoorwielen geleiden de maaier over een
ongelijke ondergrond. De hoogte van de voorwielen
kan aan de ingestelde maaihoogte worden aangepast.
1.
Om de hoogte van de maaiervoorwielen in te
stellen, verwijdert u de bevestigingsbout van het
wiel en plaatst u de bout in het andere gat
(Fig. 6).
2.
Gebruik het bovenste gat voor de laagste
maaihoogte en het onderste gat voor hogere
maaihoogte-instellingen (Fig. 6).
Gebruiksaanwijzing
25 mm (1")
38 mm (1–1/2")
51 mm (2")
64 mm (2–1/2")
76 mm (3")
89 mm (3–1/2")
102 mm (4")
15