Controleer de banden op:
• de juiste bandenspanning
• sneden of uitstulpingen
• spijkers of punten
• ongelijkmatige of overmatige slijtage
• ontbrekende ventieldoppen
Controleer de wielen op:
• beschadigde velgen
• ontbrekende of losse wielmoeren of bouten
• duidelijke foute uitlijning
Zorg ervoor dat sneden of doorboringen door vakkundig personeel worden gerepareerd, voordat
u lucht toevoegt. Pas op voor een te hard opgepompte band, omdat die kan ontploffen en ernstig
of fataal letsel kan veroorzaken.
Handleiding
883
Herziene versie 1.0
Transport 5
1 maart 2013
Blz. 5-3