(2)
Transportveiligheid
Voordat de machine wordt getransporteerd, dienen de voorgeschreven transportstand, de
toegestane snelheid en reisroute gecontroleerd te worden. Gebruik uitsluitend geschikte
transportmiddelen en hefapparatuur met voldoende capaciteit. Wees bekend met de totale hoogte,
zodat u geen hoge voorwerpen raakt, zoals bruggen, elektriciteitsdraden, enz.
De voorbereidingen voor het verplaatsen van de apparatuur met een vrachtwagen moeten door
minstens twee mensen uitgevoerd worden. Zorg ervoor dat de mensen die de machine vervoeren
zich aan alle veiligheidsinformatie en -procedures houden.
Voorafgaand aan het vervoer op de openbare weg, moet u ervoor zorgen dat de machine goed is
vastgezet en dat er geen loszittend materiaal in of op de machine ligt. Neem altijd de geldende
verkeersregels in acht en zorg er zo nodig van tevoren voor dat de machine zich in een staat
bevindt die aan deze regels voldoet.
Wees zeer voorzichtig wanneer u de apparatuur over het terrein vervoert. Een zachte of
ongelijkmatige ondergrond kan ongelukken veroorzaken. Op hellingen moet u altijd de rijsnelheid
aan de omstandigheden aanpassen. Schakel op een helling nooit terug naar een lagere
versnelling. Altijd doorschakelen voordat een helling genomen wordt.
De machine wordt op afstand bediend en kan zonder waarschuwing starten. Blijf uit de buurt van
de machine. De machine dient uitsluitend in overeenstemming met de bedieningsaanwijzingen
geladen en vervoerd te worden. Voor het manoeuvreren van de machine dienen de voorgeschreven
transportstand, de toegestane snelheid en reisroute nagekomen te worden. Gebruik uitsluitend
geschikte transportmiddelen en hefapparatuur met voldoende capaciteit. De procedure voor
het opnieuw in bedrijf stellen dient precies overeen te komen met de bedieningsaanwijzingen.
Voordat u de machine vervoert, controleert u of de rem-, signalering- en verlichtingsystemen goed
functioneren. Voordat u met de machine rijdt, controleert u of het toebehoren veilig opgeborgen is.
Op een machine met wielen:
Zorg ervoor dat de wielmoeren aangehaald zijn van 69 tot 76 kg.m voorafgaand aan het transport.
Controleer de banden op:
• de juiste bandenspanning
• sneden of uitstulpingen
• spijkers of punten
• ongelijkmatige of overmatige slijtage
• ontbrekende ventieldoppen
Controleer de wielen op:
• beschadigde velgen
• ontbrekende of losse wielmoeren of bouten
• duidelijke foute uitlijning
Zorg ervoor dat sneden of doorboringen door vakkundig personeel worden gerepareerd, voordat
u lucht toevoegt. Pas op voor een te hard opgepompte band, omdat die kan ontploffen en ernstig
of fataal letsel kan veroorzaken.
Handleiding
883
Herziene versie 1.0
Veiligheid 2
1 maart 2013
Blz. 2-23