8 Werkwijzen in geval van nood
(2)
Nadat er werkzaamheden aan de machine zijn uitgevoerd
1.
Beveilig de werkzone door alle beschermkappen en afschermingen terug te zetten,
blokkeringen te verwijderen, gereedschap op te ruimen en de werkzone te controleren.
2.
Haal uw slot en tag van de isolatieschakelaar af.
3.
Als er geen andere vergrendelingen zijn, zet u de hoofdisolatieschakelaar op AAN.
4.
Ontgrendel het bedieningspaneel.
5.
Waarschuw anderen voordat u de machine opstart.
6.
Start de machine en ga door met uw werk.
8.2
Noodstop
Alleen in geval van nood mag u de machine stoppen door op een noodstopknop van de machine
te drukken.
De stopknop op de afstandsbediening, indien gemonteerd, is GEEN noodstopknop, omdat de
afstandsbediening niet altijd functioneert.
Als een noodstop is geactiveerd, blijft de startschakelaar aan. U mag de motor pas weer opnieuw
starten wanneer dat veilig kan gebeuren.
1.
Druk op een noodstopknop om de motor en de machine te stoppen, raadpleeg Figuur 8.4.
» Het veiligheidsalarm gaat af, totdat het wordt bevestigd en geannuleerd.
2.
Zet de startsleutel zo snel mogelijk weer op uit, wanneer dat veilig kan gebeuren.
3.
Verwijder de startsleutel.
4.
Zet de isolatieschakelaar op uit.
5.
Wanneer het veilig is, haalt u de noodstopknop(pen) los door eraan te trekken of te draaien.
Er zijn 4 noodstopknoppen die zich aan linker- en rechterzijde van de machine bevinden, raadpleeg
Figuur 8.4.
1 maart 2013
Blz. 8-4
PROCEDURE
n WAARSCHUWING
PROCEDURE
Herziene versie 1.0
Handleiding
883