Verlichting en zicht
Grootlichtassistent
Raadpleeg de algemene adviezen voor
automatische verlichtingssystemen voor
meer informatie.
Als de ring van de lichtschakelaar in de
stand "AUTO" staat en de functie op het
touchscreen is ingeschakeld, dan schakelt
dit systeem automatisch tussen dimlicht
en grootlicht, afhankelijk van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera boven aan de voorruit.
76
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het
naleven van de verkeersregels.
Het systeem werkt bij snelheden hoger dan
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt, werkt
deze functie niet meer.
Inschakelen / uitschakelen
Dit kan worden ingesteld in de app
Instellingen > Voertuig van het
touchscreen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit
als het dichte mist detecteert.
Werking
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het grootlicht gaat automatisch
branden. Op het instrumentenpaneel
gaan deze controlelampjes branden.
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of gebruik
van het grootlicht door de verkeerssituatie niet
mogelijk is:
– De dimlichten blijven branden. Op
het instrumentenpaneel gaan deze
controlelampjes branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de
mistlampen worden ingeschakeld of het systeem
omstandigheden met slecht zicht detecteert (zoals
mist, zware regenval of sneeuw).
Wanneer de mistlampen worden uitgeschakeld of
wanneer het zicht verbetert, dan wordt de functie
automatisch weer ingeschakeld.
Dit controlelampje gaat uit als de functie
wordt uitgeschakeld.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
► Schakel de koplampen handmatig tussen
dimlicht en grootlicht om de functie te onderbreken.
Als de controlelampjes "AUTO" en "Dimlicht"
branden, schakelt het systeem over op het
grootlicht.
Als de controlelampjes "AUTO" en "Grootlicht"
branden, schakelt het systeem over op het dimlicht.
► U kunt de functie weer inschakelen door weer
handmatig tussen het dimlicht en grootlicht te
schakelen.
Storing
Bij een storing van het systeem of de camera
gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, samen met een
geluidssignaal en een melding.