Rijden
10. Door het systeem gedetecteerde positie van
het voertuig
Gebruik
Het systeem selecteren
► Druk, met draaiende motor, herhaaldelijk
op 1-ASSIST totdat de modus Snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.
► Na een paar seconden wordt de modus
Snelheidsregelaar geselecteerd. De miniweergave
Rijhulpsystemen wordt weergegeven (grijs) en de
snelheidsregelaar kan worden ingeschakeld.
Snelheidsregelaar inschakelen
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak moet de snelheid van de auto
tussen 30 en 180 km/h liggen.
Bij een auto met de automatische -transmissie of
een selectiehendel (elektrisch) moet de snelheid
tussen 0 en 180 km/h liggen.
Het systeem kan worden ingeschakeld, afhankelijk
van de volgende omstandigheden:
– Het bestuurdersportier is gesloten.
– De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel
vastgemaakt.
– Tweede versnelling of hoger ingeschakeld bij de
handgeschakelde versnellingsbak.
– Stand D van de automatische transmissie is
geselecteerd.
– Parkeerrem vrijgezet.
– Of de auto stilstaat met het rempedaal ingetrapt.
138
Een melding OK ? wordt weergegeven als er aan
alle voorwaarden voor activering wordt voldaan.
► Druk op 4-OK: de huidige snelheid wordt
de ingestelde snelheid (minimaal 30 km/h) en
de snelheidsregelaar wordt direct geactiveerd
(weergegeven in het groen).
Ingestelde snelheid wijzigen
De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van de
huidige snelheid van de auto:
► Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen / te
verlagen, beweegt u 3 herhaaldelijk kort omhoog /
omlaag.
► Om in stappen van +/- 5 km/h te verhogen / te
verlagen, houdt u 3 omhoog / omlaag gedrukt.
Wanneer u 3 lang omhoog / omlaag gedrukt
houdt, verandert de rijsnelheid heel snel.
Als de functie is geactiveerd, kan de waarde van
de ingestelde snelheid worden gewijzigd met de
snelheid die wordt voorgesteld door de functie
Verkeersbordherkenning weergegeven op het
instrumentenpaneel:
– Wanneer u het bord passeert:
► Druk op 4-OK om de voorgestelde snelheid op
te slaan. Deze waarde wordt direct als de nieuw
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel
weergegeven.
– Wanneer u het bord bent gepasseerd:
► Druk op 4-OK. De melding "OK?" wordt
weergegeven om het verzoek tot opslaan te
bevestigen.
► Druk opnieuw op 4-OK om de voorgestelde
snelheid op te slaan. De nieuwe ingestelde snelheid
wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.
De snelheidsregelaar onderbreken / hervatten
► Druk op 2-II> of trap het rempedaal in. Het
symbool "II>" wordt weergegeven als er aan alle
voorwaarden voor activering wordt voldaan.
De snelheidsregelaar kan ook als volgt worden
onderbroken:
– Automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) in werking treedt.
– door de neutraalstand of achteruitversnelling in te
schakelen.
– Wanneer de snelheid van de auto lager is dan
30 km/h bij een handgeschakelde versnellingsbak.
– Wanneer de kans op het afslaan van de motor
bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
gedetecteerd.
– Wanneer het koppelingspedaal langer dan 10
seconden wordt ingetrapt.
– Wanneer de elektrische parkeerrem wordt
gebruikt.
– Wanneer de veiligheidsgordel wordt losgemaakt.
– Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend.
► Druk op 2-II> of 4-OK om de snelheidsregelaar
weer in te schakelen.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak moet de
bestuurder het gaspedaal intrappen om weg te rijden
en vervolgens het systeem opnieuw inschakelen
door sneller dan 30 km/h te rijden en 2-II> of 4-OK
in te drukken.