1.
Temperatuurregeling
2.
Regeling luchtstroom
3.
Regeling luchtverdeling
4.
Airconditioning aan / uit
5.
Automatische airconditioning aan / uit en
instelling (AUTO ZACHT/AUTO NORMAAL/
AUTO HARD)
6.
Synchronisatie van de temperatuur voor
bestuurder / passagier voorin
7.
Alleen AQS-functie of Clean Cabin (afhankelijk
van de uitvoering).
8.
Ontwasemen / ontdooien voorruit en voorste
zijruiten
9.
Luchtrecirculatie in het interieur
10. Maximale werking airco (afhankelijk van de
uitvoering)
11. Achterruitverwarming
12. Systeem uitschakelen
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens
instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op een exacte
temperatuur.
Afhankelijk van de uitvoering:
► Draai een van de knoppen (1) naar + of - om de
waarde te verhogen of te verlagen.
► Druk op een van de toetsen (1) (+ of -) of beweeg
uw vinger in verticale richting over het scherm om de
waarde te verhogen of te verlagen.
Door Laag of Hoog te selecteren kunt u de
minimum- en maximumwaarden overschrijden.
We raden u aan om het verschil tussen de
instellingen links en rechts op maximaal 3 °C te
houden.
Temperatuursynchronisatie
De temperatuurinstelling aan de kant van de
bestuurder wordt toegepast op de kant van de
passagier.
► Druk op toets 6-SYNC om de functie in of uit te
schakelen.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als de
passagier de toetsen voor de temperatuurregeling
aan zijn/haar kant bedient.
Automatische airconditioning
Deze automatische stand zorgt voor een optimale
regeling van de temperatuur, luchtstroom en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
► Druk op toets 5-AUTO om de automatische
stand van het airconditioningssysteem in of uit te
schakelen.
Het controlelampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
De intensiteit van de automatische airconditioning
kan worden geregeld door een van de volgende
instellingen te kiezen:
– AUTO ZACHT: voor een aangename en stille
werking door de luchtstroom te beperken.
Ergonomie en comfort
– AUTO NORMAAL: voor het beste compromis
tussen een comfortabele temperatuur en een stille
werking (standaardinstelling).
– AUTO HARD: voor een dynamische en efficiënte
luchtverdeling.
Druk om de AUTO-stand te wijzigen herhaaldelijk op
toets 5-AUTO.
Gebruik instellingen AUTO NORMAAL en AUTO
HARD om ervoor te zorgen dat passagiers op de
achterbank zich comfortabel voelen.
De toevoer van lucht in de auto wordt bij
koud weer en een koude motor beperkt en
geleidelijk verhoogd totdat de gewenste
comfortwaarde is bereikt, zodat er minder koude
lucht in het interieur stroomt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
veel lager of hoger is dan de ingestelde
comfortwaarde, heeft het geen zin om de
ingestelde waarde te wijzigen om de gewenste
temperatuur sneller te bereiken. Het systeem
corrigeert het temperatuurverschil automatisch
en zo snel mogelijk.
Handmatige instellingen
van de automatische
airconditioning
Het is mogelijk om een of meerdere van deze
functies handmatig in te stellen terwijl het systeem
de andere functies automatisch blijft regelen:
– Regeling van de luchtstroom.
– Regeling van de luchtverdeling.
3
59